Straatsburg. proloog: Strasbourg (7km). Als je in dit gezelschap zegt dat je een bubbelbad op je kamer hebt, dan ben je een grappenmaker van het flauwe soort, want die truc kan je uitsluitend uithalen bij mensen die nooit eerder in een hotel zijn geweest. Nu ik echt een bubbelbad op mijn kamer heb en in alle vroegte bruut werd gewekt door de bellenblazers in die kuip durf ik het niet in de groep te gooien.
Even voor zevenen begon het systeem spontaan te borrelen met een onheilspellend geluid dat ik vooral ken uit de tijd dat ik nog in de buurt van de DSM woonde. Als een Naftakraker opnieuw werd opgestart, dan hoorde je soms een geborrel en geroffel alsof de fabriek op ontploffen stond. Die herrie was vanmorgen opeens extreem dicht bij. Ik stond gelijk naast mijn bed en stootte het kale hoofd aan een balk van de oud Duitse dakconstructie in mijn suite.
De onthoofde Tour is begonnen. Een prachtige zin en zo hoor je ze hier regelmatig. Wielrennen is een volkssport die heel toegankelijk is, maar het taalgebruik is volgens mij vaak beter ontwikkeld dan bij andere sporten. Veel begrippen zijn uit het Frans vertaald en de nadrukkelijke aanwezigheid van Vlamingen in en rond de koers maken het wielerjargon rijk. Ik denk dat verhalenvertellers als Jean Nelissen, Gerrie Kneteman en zelfs Mart Smeets een bijdrage geleverd hebben aan de koerstaal zoals wij hem kennen. Peter Winnen en Tim Krabbe hebben er literatuur van gemaakt.
Ik kan genieten van wielerwoorden als stoempen, dood of de gladiolen, er op en er over. Zo zijn er nog veel meer. Misschien is het een idee om eens een lijstje aan te leggen met deze termen. Eentje die er zeker op moet is de zin die ik de afgelopen twee dagen al verschillende keren heb gehoord: De Tour wacht op niemand!
Ook dit jaar is de ronde gewoon van start gegaan. Weliswaar zonder de grote favorieten Ullrich en Basso, maar wel met 176 andere helden. Prachtige namen als Garzelli, Moncoutie, Hunter, Sastre, Di Luca, Zabriski, Menchov, Hushovd of Salvoldelli. Het klinkt allemaal zo mooi.
Om kwart over een precies stond ik onder aan het startpodium om te filmen hoe Céderic Coutouly als eerste vertrok, waarmee de 93e Tour de France officieel van start ging. De mensen in de straten juichten en klapten. De zon straalde en een van de meest kleurrijke zomerfeesten was weer begonnen. Over een paar dagen is iedereen het dopinggedoe weer vergeten.
Michael Boogerd vertrok om vijf over drie. Een kleine tien minuten later reed hij over de finish. Wij stonden honderd meter verderop en riepen de renner, maar hij schoot voorbij. Het was de bedoeling dat we hem snel zouden spreken, zodat dit interview nog in de middaguitzending gebruikt kon worden. Er zat dus niets anders op dan achter de renner aan hollen. De verslaggever zette het met de microfoon in de hand op een lopen. Er restte mij niets anders dan volgen met de draaiende camera op mijn schouder. Tussen het publiek door sprintten we richting het plein waar de bussen van de teams stonden opgesteld. Plotseling besloot de verslaggever, die een kleine voorsprong had op de man met de camera, om een stukje af te snijden. Hij holde langs de bomen en argeloze toeschouwers. Het snoer van de microfoon stond inmiddels strak en het voelde alsof de oude hond werd uitgelaten. Ik moest proberen om kinderen te ontwijken, hield de kabel een paar keer omhoog als ik niet exact dezelfde route kon volgen.
Op een hoek liep de grijze man. De verslaggever maakte een schijnbeweging en passeerde hem aan de linkerkant. In alle vaart lukte het mij niet om de koers zo snel te wijzigen en ging ik er rechts langs. De man zag het strakke zwarte snoer op zich af komen, was te verbaasd om snel te reageren en werd bijna gekeeld door de jagende televisieploeg.
Daar stonden we gelijk stil. Boogerd verdween in de verte. Van de schrik had de verslaggever de microfoon los gelaten. De man die we geraakt hadden keek even boos. Hij had het lulijzer in zijn hand en een deel van de draad. Nu zag ik pas wie het was. We hadden Patrick Lefévère, de ploegleider van Quick Step – Innergetic bijna onthoofd.
Natuurlijk boden we gelijk onze excuses aan en ook later hebben we de man opgezocht om nogmaals te zeggen dat het ons speet. De vriendelijke Belg kon er alweer om lachen. En wij hebben een belangrijke les gehad. Vanaf nu krijg ik de microfoon terug voor we gaan hollen.
Michael Boogerd kwam even later rustig teruggefietst. Hij had ons gehoord, maar wilde even rustig en alleen uitrijden. Daarna zocht hij ons op voor het interview.
De eerste renner die van start ging heb ik gefilmd, van de tweede (Fabio Sacchi) heb ik een foto gemaakt.
Even voor zevenen begon het systeem spontaan te borrelen met een onheilspellend geluid dat ik vooral ken uit de tijd dat ik nog in de buurt van de DSM woonde. Als een Naftakraker opnieuw werd opgestart, dan hoorde je soms een geborrel en geroffel alsof de fabriek op ontploffen stond. Die herrie was vanmorgen opeens extreem dicht bij. Ik stond gelijk naast mijn bed en stootte het kale hoofd aan een balk van de oud Duitse dakconstructie in mijn suite.
De onthoofde Tour is begonnen. Een prachtige zin en zo hoor je ze hier regelmatig. Wielrennen is een volkssport die heel toegankelijk is, maar het taalgebruik is volgens mij vaak beter ontwikkeld dan bij andere sporten. Veel begrippen zijn uit het Frans vertaald en de nadrukkelijke aanwezigheid van Vlamingen in en rond de koers maken het wielerjargon rijk. Ik denk dat verhalenvertellers als Jean Nelissen, Gerrie Kneteman en zelfs Mart Smeets een bijdrage geleverd hebben aan de koerstaal zoals wij hem kennen. Peter Winnen en Tim Krabbe hebben er literatuur van gemaakt.
Ik kan genieten van wielerwoorden als stoempen, dood of de gladiolen, er op en er over. Zo zijn er nog veel meer. Misschien is het een idee om eens een lijstje aan te leggen met deze termen. Eentje die er zeker op moet is de zin die ik de afgelopen twee dagen al verschillende keren heb gehoord: De Tour wacht op niemand!
Ook dit jaar is de ronde gewoon van start gegaan. Weliswaar zonder de grote favorieten Ullrich en Basso, maar wel met 176 andere helden. Prachtige namen als Garzelli, Moncoutie, Hunter, Sastre, Di Luca, Zabriski, Menchov, Hushovd of Salvoldelli. Het klinkt allemaal zo mooi.
Om kwart over een precies stond ik onder aan het startpodium om te filmen hoe Céderic Coutouly als eerste vertrok, waarmee de 93e Tour de France officieel van start ging. De mensen in de straten juichten en klapten. De zon straalde en een van de meest kleurrijke zomerfeesten was weer begonnen. Over een paar dagen is iedereen het dopinggedoe weer vergeten.
Michael Boogerd vertrok om vijf over drie. Een kleine tien minuten later reed hij over de finish. Wij stonden honderd meter verderop en riepen de renner, maar hij schoot voorbij. Het was de bedoeling dat we hem snel zouden spreken, zodat dit interview nog in de middaguitzending gebruikt kon worden. Er zat dus niets anders op dan achter de renner aan hollen. De verslaggever zette het met de microfoon in de hand op een lopen. Er restte mij niets anders dan volgen met de draaiende camera op mijn schouder. Tussen het publiek door sprintten we richting het plein waar de bussen van de teams stonden opgesteld. Plotseling besloot de verslaggever, die een kleine voorsprong had op de man met de camera, om een stukje af te snijden. Hij holde langs de bomen en argeloze toeschouwers. Het snoer van de microfoon stond inmiddels strak en het voelde alsof de oude hond werd uitgelaten. Ik moest proberen om kinderen te ontwijken, hield de kabel een paar keer omhoog als ik niet exact dezelfde route kon volgen.
Op een hoek liep de grijze man. De verslaggever maakte een schijnbeweging en passeerde hem aan de linkerkant. In alle vaart lukte het mij niet om de koers zo snel te wijzigen en ging ik er rechts langs. De man zag het strakke zwarte snoer op zich af komen, was te verbaasd om snel te reageren en werd bijna gekeeld door de jagende televisieploeg.
Daar stonden we gelijk stil. Boogerd verdween in de verte. Van de schrik had de verslaggever de microfoon los gelaten. De man die we geraakt hadden keek even boos. Hij had het lulijzer in zijn hand en een deel van de draad. Nu zag ik pas wie het was. We hadden Patrick Lefévère, de ploegleider van Quick Step – Innergetic bijna onthoofd.
Natuurlijk boden we gelijk onze excuses aan en ook later hebben we de man opgezocht om nogmaals te zeggen dat het ons speet. De vriendelijke Belg kon er alweer om lachen. En wij hebben een belangrijke les gehad. Vanaf nu krijg ik de microfoon terug voor we gaan hollen.
Michael Boogerd kwam even later rustig teruggefietst. Hij had ons gehoord, maar wilde even rustig en alleen uitrijden. Daarna zocht hij ons op voor het interview.
De eerste renner die van start ging heb ik gefilmd, van de tweede (Fabio Sacchi) heb ik een foto gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik wil reacties altijd eerst even lezen, voor ze op dit weblog worden geplaatst. Daarom kan het even duren voor een reactie wordt gepubliceerd. Ik plaats niet zomaar elke reactie. Het is mijn weblog, dus ik bepaal wat ik een goede reactie vind en wat niet. Als je het er niet mee eens bent, dan moet je lekker zelf een weblog beginnen.
Anonieme reacties zal ik extra kritisch bekijken.