We komen van ver. Het is later dan gepland. In het centrum van de stad wacht men op ons en vooral op alle equipement waarmee de auto is volgeladen. Afgeladen, is een beter woord.
Het navigatiesysteem stuurt ons. Lange tijd gaat het goed, maar opeens ontdek ik dat we op de busbaan rijden. Links afslaan mag nergens. Rechts overigens ook niet. De TomTom bedenkt om de vijftig meter een nieuwe route, maar alle suggesties die hij aanbiedt zijn illegaal. Sterker, waar we nu rijden mag het ook niet.
Indienmogelijkomkeren is het advies, maar hier is dat even geen optie. Hoewel? Er komt ons een stadsbus tegemoet. De chauffeur kijkt verongelijkt. We rijden op zijn baan kennelijk nog tegen de rijrichting in ook. De norse man stopt, terwijl we toch keurig op tijd aan de kant zijn gegaan. Hij moet ons perse even vertellen dat we niet goed bezig zijn. Alsof ik dat niet door heb. Ga terug naar af, is zijn advies.
Ja, koekkoek!
Betweterige buschauffeurs zullen nooit mijn vrienden worden.
Op het display van de navigatie is goed te zien dat we niet ver van onze bestemming zijn. Een paar honderd meter, hooguit. Alleen heeft iemand ooit in al zijn wijsheid besloten dat je daar niet meer mag komen met een auto. De autoluwe binnenstad. Het is een fenomeen dat op steeds meer plaatsen in de mode raakt, maar waar niemand nadenkt over de praktische invulling er van.
Zo moest ik laatst iemand oppikken bij het station in een andere plaats. Onbereikbaar. Alleen aan de achterkant kon ik stoppen, maar ook dat was levensgevaarlijk. Het werd een kansloze expeditie waarbij ik uiteindelijk meer dan tien dure verkeersovertredingen heb gemaakt. Gelukkig kwam ik louter verongelijkte buschauffeurs, bejaarden met opgeheven wijsvingertjes en stadswachten zonder bevoegdheden tegen.
Terug naar het avontuur van vandaag. Ik krijg het gevoel dat ook hier iedereen boos naar ons kijkt. Woeste voetgangers, verschrikte fietsers, scheldende scooteraars en boze brommerrijders. Het verbaasd me telkens weer dat er zoveel moraalridders in ons land wonen. Allemaal mensen die nooit verkeerd rijden, die nooit per ongeluk verkeerd voorsorteren, die nooit op het laatst moeten invoegen omdat ze zich vergist hebben en die nooit tegen het verkeer in rijden omdat ze moedeloos worden van een onmogelijk verkeerscirculatieplan.
We passeren het zoveelste verbodsbord. Ik eerlijk bekennen dat ik wellicht ook ietwat ongeduldig ben, maar hoe kan je weten wat de beste route is als je van ver komt? Is het heel gek dat je dan een TomTom volgt? En wat doe je als de plek waar je voor een paar ton aan zware apparatuur moet afleveren onbereikbaar is?
Wanneer je alle overtredingen van de afgelopen vijf minuten bij elkaar optelt wordt het een slecht verhaal als we een agent tegen komen. En ja hoor! De kleine grijze Opel Corsa die van de andere kant komt en mij min of meer klem wil rijden heeft zo’n kleine letterbalk achter de voorruit hangen. In rode lettertjes knippert: “Stop Politie, Stop Politie, Stop Politie...”
De agent draait zijn raampje open. Ik zet mijn meest Limburgse accent op. Dat helpt vaak, behalve in Limburg zelf. Ik geef alles toe. Zeg zo vriendelijk mogelijk dat ik wanhopig ben, leg uit met welke vracht we op pad zijn en waar we naartoe moeten. Gelukkig heb ik een agent van de redelijke soort getroffen. Hij heeft een goede bui of geen zin om een bon uit te schrijven of hij begrijpt mij. Ik hoop het laatste. Hij biedt uiteindelijk zelfs aan om voor ons uit te rijden, zodat we de minst gevaarlijke route nemen en niet meer verdwalen in deze stad. Dat is heel aardig. Alleen rijd ik nu vlak achter een politieauto met een voertuig waarvan het knipperlicht rechtsvoor het niet doet. Hoe kom ik daar nou weer mee weg?
Ik zou het redelijk vinden als ik dan voor dat knipperlicht wel een bekeuring kreeg.
BeantwoordenVerwijderen