Krommenie. Bijna kwart voor elf op de N203. De Provinciale weg van Alkmaar naar Amsterdam, die de A9 met de A8 verbindt. Door wegwerkzaamheden en stoplichten rijdt het verkeer parallel aan het spoor stapvoets. Ook na de ochtendspits.
Ter hoogte van Krommenie staan twee politieauto's bij een gesloten spoorwegovergang. Agenten lopen met fluorescerend gele hesjes langs de rails. Ze kijken naar de grond.
De sneltrein vanuit Alkmaar staat honderd meter verderop. Gestopt tussen het weiland en de drukke weg. Het was niet ver tot het volgende station. Ik wil niet kijken, maar doe het toch. Mijn nieuwsgierigheid kent blijkbaar geen grenzen. Gelukkig zie ik niets.
In de deuropening staat de machinist. Hij wacht op de komst van de politie. Als hier gebeurt is wat ik denk dat er is gebeurt, dan leef ik met de arme treinbestuurder mee. Deze mensen verdienen dit soort klappen niet.
Met loeiende sirene komt een ziekenauto me tegemoet. Het verkeer wijkt voor zover mogelijk. De chauffeur van de ambulance heeft al blauwe handschoenen aan. Ook deze man heeft een klotedag en dat weet hij nu al.
Op het perron van Station Krommenie/Assendelft staat een hand vol reizigers. Zij kunnen nog lang wachten. Hun plannen in de soep, de dag misschien verpest.
Wie en waarom?
Ter hoogte van Krommenie staan twee politieauto's bij een gesloten spoorwegovergang. Agenten lopen met fluorescerend gele hesjes langs de rails. Ze kijken naar de grond.
De sneltrein vanuit Alkmaar staat honderd meter verderop. Gestopt tussen het weiland en de drukke weg. Het was niet ver tot het volgende station. Ik wil niet kijken, maar doe het toch. Mijn nieuwsgierigheid kent blijkbaar geen grenzen. Gelukkig zie ik niets.
In de deuropening staat de machinist. Hij wacht op de komst van de politie. Als hier gebeurt is wat ik denk dat er is gebeurt, dan leef ik met de arme treinbestuurder mee. Deze mensen verdienen dit soort klappen niet.
Met loeiende sirene komt een ziekenauto me tegemoet. Het verkeer wijkt voor zover mogelijk. De chauffeur van de ambulance heeft al blauwe handschoenen aan. Ook deze man heeft een klotedag en dat weet hij nu al.
Op het perron van Station Krommenie/Assendelft staat een hand vol reizigers. Zij kunnen nog lang wachten. Hun plannen in de soep, de dag misschien verpest.
Wie en waarom?
Waarom? Waarom? Waarom? Het wat, waar en wanneer kan ik wél invullen.
Even voorbij het station, midden in het epicentrum van de wegwerkzaamheden, komen twee brandweerauto's aangereden. Ze hebben haast en voeren zwaailicht met gillende sirenes. Ik moet aan de kant en duik tussen de roodwitte afzettingsborden. Een vrolijke wegwerker geeft aanwijzingen en dirigeert ook de weggebruikers achter mij naar de kant. Zou hij weten wat er is gebeurt en wat de brandweermannen gaan doen?
Niemand wil dit en toch zijn er dappere politieagenten, brandweermannen en ambulancemedewerkers op weg naar de horror van een treinongeluk. Zij hebben hier niet om gevraagd, maar ze doen het wel. Hun weekend is al naar de gallemieze.
Ik rij verder. Voor ik bij Amsterdam ben zegt de nieuwslezer dat er geen treinen rijden tussen Zaandam en Uitgeest door een aanrijding. De vertraging kan oplopen tot een uur. Dan moeten de mannen en vrouwen die opruimen en schoonmaken nog aardig doorwerken.
De rest van de dag kom ik niet los van het onderwerp waarover ik helemaal niet na wil denken. Is er geen organisatie die mensen kan helpen als ze echt niet langer willen leven? Dit soort gruwelijke en egoïstische wanhoopsacties zijn anno 2006 toch niet meer nodig…
Door mijn hoofd spookt een legendarische uitspraak van Herman Finkers: 'Zelfmoord, dat is wel het láátste wat ik zou doen…'
Even voorbij het station, midden in het epicentrum van de wegwerkzaamheden, komen twee brandweerauto's aangereden. Ze hebben haast en voeren zwaailicht met gillende sirenes. Ik moet aan de kant en duik tussen de roodwitte afzettingsborden. Een vrolijke wegwerker geeft aanwijzingen en dirigeert ook de weggebruikers achter mij naar de kant. Zou hij weten wat er is gebeurt en wat de brandweermannen gaan doen?
Niemand wil dit en toch zijn er dappere politieagenten, brandweermannen en ambulancemedewerkers op weg naar de horror van een treinongeluk. Zij hebben hier niet om gevraagd, maar ze doen het wel. Hun weekend is al naar de gallemieze.
Ik rij verder. Voor ik bij Amsterdam ben zegt de nieuwslezer dat er geen treinen rijden tussen Zaandam en Uitgeest door een aanrijding. De vertraging kan oplopen tot een uur. Dan moeten de mannen en vrouwen die opruimen en schoonmaken nog aardig doorwerken.
De rest van de dag kom ik niet los van het onderwerp waarover ik helemaal niet na wil denken. Is er geen organisatie die mensen kan helpen als ze echt niet langer willen leven? Dit soort gruwelijke en egoïstische wanhoopsacties zijn anno 2006 toch niet meer nodig…
Door mijn hoofd spookt een legendarische uitspraak van Herman Finkers: 'Zelfmoord, dat is wel het láátste wat ik zou doen…'
Aangrijpend.
BeantwoordenVerwijderen