Utrecht. Vader en zoon zijn aan de wandel. Papa wil nog even langs de telefoonwinkel, om een accessoire voor zijn nieuwe toestel te kopen. Er staat een mopperende dame bij de kassa. Ze spreekt honderd woorden per minuut. Tot ze de kinderwagen ziet.
‘Mooi kindje!’
‘Dank U. Daar ben ik het mee eens,’ zeg ik.
‘Ik heb zelf ook kinderen. Drie. Die zijn al wat ouder hoor. Ze hebben allemaal een mobieltje. Dan kan ik ze bereiken. Maar je moet bij Vodafone nooit iets telefonisch bestellen. Altijd naar de winkel gaan! En ik kom helemaal uit Driebergen. Dat is wel lastig, want ik moet mijn schoolgaande kinderen ophalen. En nu ben ik te laat…’
Dit lijkt mij een uitstekend moment om de conversatie te beƫindigen, maar die mevrouw is net begonnen.
‘Je moet altijd bij je kindje blijven!’
‘Dat was ik wel van plan.’
Ik zet een duidelijke punt en richt mijn blik op het vrolijke ventje in de Bugaboo. Het helpt niet.
‘Mijn kinderen hebben geen vader meer. Hij leeft nog hoor, maar hij wil al acht jaar geen contact meer met zijn kinderen. Dat mag hij niet van zijn nieuwe vriendin. Zelfs geen kaartje op hun verjaardag. En samen hebben ze weer nieuwe kinderen genomen. Dat begrijp je toch niet. Mijn oudste heeft het er moeilijk mee, dat mag je best weten...’
Ik kijk naar de medewerkers van Vodafone. Eentje probeert deze mevrouw zo snel mogelijk te helpen, de ander mij. Ondertussen verschuilen ze zich een beetje achter het computerscherm en de balie. Een slappe lach ligt op de loer. Niet dat het verhaal grappig is. Het is de diaree van woorden.
Ook mijn zoon Art lacht. Hij zwaait er bij met zijn armpjes. Zo hard dat zijn speelgoedhamertje op de grond valt. (Ja, het is nu al de man met de hamer.)
‘Wat een lief kindje.’ Kakelt ze verder. ‘Zeg maar tegen de moeder dat jij een goede vader bent. Dat zie ik zo. Jij zal je kind nooit in de steek laten.’
‘Ehm, nee. Ik kan het me niet voorstellen.’
‘Mijn man wel. Die is vertrokken. Zomaar.’
Ik krijg de neiging om te zeggen dat ik me er wel iets bij kan voorstellen, maar daarvoor ben ik te netjes. Wel veeg ik even over mijn voorhoofd. Ik heb namelijk de indruk dat daar ‘vertel je levensverhaal’ geschreven staat. Ik ben toch niet van Man Bijt Hond!
Ze haalt drie pasfoto’s uit haar portemonnee en duwt die onder mijn neus. ‘Kijk, dit zijn ze. Ze zijn nu in de pubertijd en dat is niet altijd makkelijk hoor. Maar de vader heeft er geen last van. Hij weet niet eens dat ik ernstig ziek ben...’
Sinds ik een kind heb en regelmatig met de wandelwagen loop, hebben allerlei mensen de neiging om me spontaan aan te spreken. Meestal is dat leuk. Ik krijg graag complimentjes over de mooie en vrolijke baby. Meestal reageer ik vriendelijk, maar ik heb inmiddels ontdekt dat er mensen zijn die dan vooral een kans ruiken om hun eigen verhaal te vertellen. Over hun kinderen bijvoorbeeld. Maar het gebeurt me ook steeds vaker dat ik ongevraagd ellendeverhalen te horen krijg. Over zieke kinderen, opvoedproblemen of zoals in dit geval een mislukte relatie. Meestal kom ik er met een grapje wel vanaf, maar hoe onderbreek je een kankerverhaal?
‘Mooi kindje!’
‘Dank U. Daar ben ik het mee eens,’ zeg ik.
‘Ik heb zelf ook kinderen. Drie. Die zijn al wat ouder hoor. Ze hebben allemaal een mobieltje. Dan kan ik ze bereiken. Maar je moet bij Vodafone nooit iets telefonisch bestellen. Altijd naar de winkel gaan! En ik kom helemaal uit Driebergen. Dat is wel lastig, want ik moet mijn schoolgaande kinderen ophalen. En nu ben ik te laat…’
Dit lijkt mij een uitstekend moment om de conversatie te beƫindigen, maar die mevrouw is net begonnen.
‘Je moet altijd bij je kindje blijven!’
‘Dat was ik wel van plan.’
Ik zet een duidelijke punt en richt mijn blik op het vrolijke ventje in de Bugaboo. Het helpt niet.
‘Mijn kinderen hebben geen vader meer. Hij leeft nog hoor, maar hij wil al acht jaar geen contact meer met zijn kinderen. Dat mag hij niet van zijn nieuwe vriendin. Zelfs geen kaartje op hun verjaardag. En samen hebben ze weer nieuwe kinderen genomen. Dat begrijp je toch niet. Mijn oudste heeft het er moeilijk mee, dat mag je best weten...’
Ik kijk naar de medewerkers van Vodafone. Eentje probeert deze mevrouw zo snel mogelijk te helpen, de ander mij. Ondertussen verschuilen ze zich een beetje achter het computerscherm en de balie. Een slappe lach ligt op de loer. Niet dat het verhaal grappig is. Het is de diaree van woorden.
Ook mijn zoon Art lacht. Hij zwaait er bij met zijn armpjes. Zo hard dat zijn speelgoedhamertje op de grond valt. (Ja, het is nu al de man met de hamer.)
‘Wat een lief kindje.’ Kakelt ze verder. ‘Zeg maar tegen de moeder dat jij een goede vader bent. Dat zie ik zo. Jij zal je kind nooit in de steek laten.’
‘Ehm, nee. Ik kan het me niet voorstellen.’
‘Mijn man wel. Die is vertrokken. Zomaar.’
Ik krijg de neiging om te zeggen dat ik me er wel iets bij kan voorstellen, maar daarvoor ben ik te netjes. Wel veeg ik even over mijn voorhoofd. Ik heb namelijk de indruk dat daar ‘vertel je levensverhaal’ geschreven staat. Ik ben toch niet van Man Bijt Hond!
Ze haalt drie pasfoto’s uit haar portemonnee en duwt die onder mijn neus. ‘Kijk, dit zijn ze. Ze zijn nu in de pubertijd en dat is niet altijd makkelijk hoor. Maar de vader heeft er geen last van. Hij weet niet eens dat ik ernstig ziek ben...’
Sinds ik een kind heb en regelmatig met de wandelwagen loop, hebben allerlei mensen de neiging om me spontaan aan te spreken. Meestal is dat leuk. Ik krijg graag complimentjes over de mooie en vrolijke baby. Meestal reageer ik vriendelijk, maar ik heb inmiddels ontdekt dat er mensen zijn die dan vooral een kans ruiken om hun eigen verhaal te vertellen. Over hun kinderen bijvoorbeeld. Maar het gebeurt me ook steeds vaker dat ik ongevraagd ellendeverhalen te horen krijg. Over zieke kinderen, opvoedproblemen of zoals in dit geval een mislukte relatie. Meestal kom ik er met een grapje wel vanaf, maar hoe onderbreek je een kankerverhaal?
Die vrouw is gewoon diep verdrietig, waarschijnlijk al acht jaar...
BeantwoordenVerwijderenOch Jan-Rein...., jij zult er niet minder om slapen en zij, zij is die misere misschien even kwijt.
BeantwoordenVerwijderenTamimie