Hilversum. Op vrijdag 2 november 2001 belde Viona met het verzoek of ik de volgende dag voor NOVA kon draaien. Collega Martin van de planning had haar verzekerd dat ik het zou doen, maar ik moest de maandag daarna drie weken naar Frankrijk voor Jules Unlimited en trok niet zo aan een extra dag werken. Tot ze erbij vertelde dat het een interview met Mick Jagger betrof. Het was direct geregeld.
De volgende middag reed ik met verslaggever Jan van Loenen en een geluidsman naar het Amstel Hotel in Amsterdam, waar we een interviewsetje moesten uitlichten volgens een lange lijst met richtlijnen. Meneer Jagger wenste alleen in zogenaamd ‘zacht’ licht plaats te nemen, waarschijnlijk om de groeven in zijn gezicht minder op te laten vallen. En hoewel het in een sjiek hotel was, mocht de achtergrond niet lijken op een hotel.
Nadat we alles zorgvuldig hadden voorbereid begon het grote wachten. Er waren meer ploegen uit verschillende landen, die om beurten twintig minuten met Mick Jagger mochten spreken. Zijn soloalbum ‘Goddess in the Doorway’ zou een paar dagen later uitkomen en dus moest het gesprek daar over gaan. Vragen over politiek waren volgens het management verboden. En dat was jammer, zo vlak na 11 september.
We werden geroepen. Mick Jagger kon elk moment komen. Ik stond een beetje nerveus achter mijn camera. Misschien zou mijn held me wel een handje geven. Voor de zekerheid had ik een prachtige aktiefoto, die mijn vriend Rob Keeris een paar jaar eerder had gemaakt tijdens een concert in de Amsterdam Arena en die ingelijst bij mij in de woonkamer hing, opgerold in mijn jaszak gestoken. Met een stift voor een handtekening. Normaal vraag ik nooit om handtekeningen, maar voor Mick Jagger maakte ik graag een uitzondering.
Daar was hij. Zonder mij een hand te geven nam hij plaats op de voor hem klaar staande stoel. Het interview begon. Vriendelijk en bereidwillig gaf de Rolling Stone antwoord op de vragen die Jan van Loenen hem stelde. Het was een aardig gesprek, maar het werd pas interessant toen de Nova verslaggever vroeg naar de mening van de zanger over de aanslagen in New York en de reacties daarop van de politiek in Amerika en Engeland. Een meisje van het management kroop ondertussen over de grond om ons aanwijzingen te geven. Dit was het verboden thema. Ze zwaaide in paniek met haar armen, maar Mick gaf keurig antwoord. Het leek er zelfs op dat hij blij was met dit gespreksonderwerp.
Na vijfentwintig minuten was het afgelopen. Het meisje van de platenmaatschappij had al vijf minuten staan zwaaien. Mick stond op. Jan ook. Hij had nog twee belangrijke vragen. Misschien wel de belangrijkste vragen van de dag: Een handtekening voor de cameraman en een foto voor de verslaggever.
Mick stapte op mij af en gaf me een slap handje. Ik stelde me voor als ‘JR’. Een beetje suf, maar ik was bloednerveus. Ondertussen stond ik te prutsen met de dop van mijn stift en de foto die behoorlijk gekreukt was in mijn jas. Haast was geboden. Nu mocht hij niet meer ontsnappen.
Jagger boog zich voorover. Hij zette de zilverkleurige stift op de foto en direct kwam er een dikke klodder inkt uit. Dat was zonde vande foto, maar het kon mij niets schelen. Een vlek van Mick Jagger. Hij begon opnieuw en schreef: “To JR, Mick Jagger.” Terwijl hij dat deed maakte Jan van Loenen snel twee foto’s. Ik was zo blij als een kind.
En toen wilden wij nog een foto maken voor de verslaggever, maar in een flash was Jumping Jack verdwenen... Ik had alles wat ik wilde en de zo behulpzame verslaggever had niets...
Afgelopen week mocht ik voor NOVA draaien. Dat wil zeggen: ik was standby in Hilversum. Om een uur of twaalf belde productie met de mededeling dat ik met Jan van Loenen naar Den Haag moest. Grappig, want met hem had ik niet meer gewerkt sinds 3 november 2001. Jammer genoeg werd binnen vijf minuten het onderwerp alweer afgeblazen.
De volgende middag reed ik met verslaggever Jan van Loenen en een geluidsman naar het Amstel Hotel in Amsterdam, waar we een interviewsetje moesten uitlichten volgens een lange lijst met richtlijnen. Meneer Jagger wenste alleen in zogenaamd ‘zacht’ licht plaats te nemen, waarschijnlijk om de groeven in zijn gezicht minder op te laten vallen. En hoewel het in een sjiek hotel was, mocht de achtergrond niet lijken op een hotel.
Nadat we alles zorgvuldig hadden voorbereid begon het grote wachten. Er waren meer ploegen uit verschillende landen, die om beurten twintig minuten met Mick Jagger mochten spreken. Zijn soloalbum ‘Goddess in the Doorway’ zou een paar dagen later uitkomen en dus moest het gesprek daar over gaan. Vragen over politiek waren volgens het management verboden. En dat was jammer, zo vlak na 11 september.
We werden geroepen. Mick Jagger kon elk moment komen. Ik stond een beetje nerveus achter mijn camera. Misschien zou mijn held me wel een handje geven. Voor de zekerheid had ik een prachtige aktiefoto, die mijn vriend Rob Keeris een paar jaar eerder had gemaakt tijdens een concert in de Amsterdam Arena en die ingelijst bij mij in de woonkamer hing, opgerold in mijn jaszak gestoken. Met een stift voor een handtekening. Normaal vraag ik nooit om handtekeningen, maar voor Mick Jagger maakte ik graag een uitzondering.
Daar was hij. Zonder mij een hand te geven nam hij plaats op de voor hem klaar staande stoel. Het interview begon. Vriendelijk en bereidwillig gaf de Rolling Stone antwoord op de vragen die Jan van Loenen hem stelde. Het was een aardig gesprek, maar het werd pas interessant toen de Nova verslaggever vroeg naar de mening van de zanger over de aanslagen in New York en de reacties daarop van de politiek in Amerika en Engeland. Een meisje van het management kroop ondertussen over de grond om ons aanwijzingen te geven. Dit was het verboden thema. Ze zwaaide in paniek met haar armen, maar Mick gaf keurig antwoord. Het leek er zelfs op dat hij blij was met dit gespreksonderwerp.
Na vijfentwintig minuten was het afgelopen. Het meisje van de platenmaatschappij had al vijf minuten staan zwaaien. Mick stond op. Jan ook. Hij had nog twee belangrijke vragen. Misschien wel de belangrijkste vragen van de dag: Een handtekening voor de cameraman en een foto voor de verslaggever.
Mick stapte op mij af en gaf me een slap handje. Ik stelde me voor als ‘JR’. Een beetje suf, maar ik was bloednerveus. Ondertussen stond ik te prutsen met de dop van mijn stift en de foto die behoorlijk gekreukt was in mijn jas. Haast was geboden. Nu mocht hij niet meer ontsnappen.
Jagger boog zich voorover. Hij zette de zilverkleurige stift op de foto en direct kwam er een dikke klodder inkt uit. Dat was zonde vande foto, maar het kon mij niets schelen. Een vlek van Mick Jagger. Hij begon opnieuw en schreef: “To JR, Mick Jagger.” Terwijl hij dat deed maakte Jan van Loenen snel twee foto’s. Ik was zo blij als een kind.
En toen wilden wij nog een foto maken voor de verslaggever, maar in een flash was Jumping Jack verdwenen... Ik had alles wat ik wilde en de zo behulpzame verslaggever had niets...
Afgelopen week mocht ik voor NOVA draaien. Dat wil zeggen: ik was standby in Hilversum. Om een uur of twaalf belde productie met de mededeling dat ik met Jan van Loenen naar Den Haag moest. Grappig, want met hem had ik niet meer gewerkt sinds 3 november 2001. Jammer genoeg werd binnen vijf minuten het onderwerp alweer afgeblazen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik wil reacties altijd eerst even lezen, voor ze op dit weblog worden geplaatst. Daarom kan het even duren voor een reactie wordt gepubliceerd. Ik plaats niet zomaar elke reactie. Het is mijn weblog, dus ik bepaal wat ik een goede reactie vind en wat niet. Als je het er niet mee eens bent, dan moet je lekker zelf een weblog beginnen.
Anonieme reacties zal ik extra kritisch bekijken.