Mijn conditie is niet om over naar huis te schrijven,
dat weet ik heus wel. Een sprintje trekken is echter geen enkel probleem. Ik
zit niet voor niets elke dinsdagmorgen in de sportschool. Ten opzichte van eerdere
Tours sta ik er nu veel beter voor. Denk ik.
De finish van de etappe is in Chamrousse, aan
het eind van een 18 kilometer lange klim. Het is de eerste echte bergrit. Bauke
Mollema komt 2 minuten en 9 seconden na de winnaar, Vincenzo Nibali, over de streep.
Hij is kapot. Een halve minuut eerder is zijn ploeggenoot Laurens ten Dam al
ter aarde gestort. Daar staat mijn collega Arjan bij. Hij volgt de snelste
Nederlander van de dag. Ik ga achter de tweede aan.
Mollema zit in een groepje met Péraud, Schleck,
Zubeldia en Van den Broeck. Tussen de fotografen, cameramensen, politieagenten
en verzorgers door zie ik ze aankomen. Ik doe een paar passen naar voren. Als
Bauke stopt sta ik vooraan. Maar hij stopt niet. Hij fietst door. Zwalkend over
de weg. Ver voorovergebogen over zijn stuur. De man is kapot. Je zou denken dat
hij elk moment kan omvallen. Maar dat doet hij niet.
Mijn camera loopt. En ik loop ook. We passeren
Jeroen, de verslaggever. Die roept iets in de trant van: ‘Hij gaat naar de bus.
Loop maar even mee!’ Dat doe ik. Vol overgave. Vaak zijn de eerste beelden van
een renner na afloop van de koers behoorlijk indrukwekkend. In mijn hoofd hoor
ik Mart Smeets het filmpje al aankondigen.
We zijn nu 40 of 50 meter verder en laten de
drukte van de finish achter ons. Mollema slingert nog steeds. Ik hol in zijn
kielzog. Dikke zweetdruppels persen zich inmiddels door al mijn poriën. De
camera stuitert op mijn schouder. Bij elke klap lijkt het alsof het apparaat,
waarvan ik zoveel houd, iets zwaarder wordt.
De weg loopt iets naar beneden. Het uitrollen
op een fiets gaat steeds gemakkelijker. Ik versnel. Desondanks wordt het gaatje
tussen mij en de renner groter. De verslaggever die enkel een microfoon hoeft
te dragen haalt mij links in. Ik stop de opname. Het shot is niet langer
bruikbaar en niemand hoeft straks te zien hoe ik hier gelost wordt door een
renner die zojuist 197,5 kilometer heeft gefietst en door een verslaggever.
De bussen van de wielerploegen staan ver weg en
ik zie dat de Belkinbus niet vooraan staat. Het gaat hier weer iets omhoog.
Vals plat. Dat voel ik in mijn kuiten. Ik ben buiten adem. Dit sprintje heb ik
ietwat overmoedig en veel te rap ingezet. Ik word ook een dagje ouder.
Ik moet opletten, want als ik straks net zo
kapot ben als de renner, dan zal heel Nederland dat aan mijn beelden kunnen
zien. Een hijgende cameraman is nooit steady. Daarom besluit ik om heel even
een stukje te lopen.
Opeens hoor ik iemand roepen: ‘Hup hup. Kom op
nou! Doorlopen man!!!’ Het is de stem van Cor, mijn favoriete geluidsman. Hij
werkt deze hier in de Tour voor RTL en staat rustig te wachten bij een andere
bus. En hij lacht. ‘Hup hup. Rennen!’ Roept hij me na. Ik begin weer te hollen.
Een stukje op een soort van drafje. Ook als ik in de verte zie dat de
verslaggever over zijn schouder kijkt doe ik alsof.
De bus van Belkin staat misschien wel twee
kilometer na de finish. Als ik er puffend en steunend aan kom staat Bauke
Mollema naast zijn fiets. Hij moet zich vasthouden aan de bus. Ik eigenlijk
ook, maar dat kan natuurlijk niet. Ik richt de camera, maak weer een shot en
start de opname. Mollema drinkt in een teug zijn flesje water leeg. Jaloers leg
ik dat vast. Hij trekt een koelvest aan. Ik zou een moord plegen voor zo’n
koelvest. Inmiddels heeft iemand de fiets van de renner op rollen gezet, want
hij gaat nog een stukje uitrijden. Daar moet ik niet aan denken. Na een
minuutje is Bauke alweer in staat om te vertellen hoe het gegaan is vandaag,
terwijl ik blij ben dat niemand mij nu een vraag stelt.
Na deze Tour ga ik op dieet. Ik zeg mijn
abonnement op de sportschool op en beloof jullie bij deze dat ik gewoon weer ga
hardlopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik wil reacties altijd eerst even lezen, voor ze op dit weblog worden geplaatst. Daarom kan het even duren voor een reactie wordt gepubliceerd. Ik plaats niet zomaar elke reactie. Het is mijn weblog, dus ik bepaal wat ik een goede reactie vind en wat niet. Als je het er niet mee eens bent, dan moet je lekker zelf een weblog beginnen.
Anonieme reacties zal ik extra kritisch bekijken.