Amsterdam. De signaleringsborden boven de A10 knipperen. In de verte zie ik remlichten van tientallen auto's opgloeien. Enkelen gebruiken hun alarmlichten om achteropkomend verkeer te waarschuwen voor de plotseling opkomende file. Ik kon volgens het informatiebord kiezen tussen 6 kilometer op de A10 of vijf kilometer op de A2. Toch heb ik gekozen voor de langste file, omdat we dan niet over de Vreelandseweg (N201) hoeven en het drukke deel van Hilversum vermijden. Het is een keuze en volgens het mannetje naast me de verkeerde.
Verslaggevers hebben de neiging om pas mee te denken over de te nemen route als de beslissing is genomen. Meestal zo'n honderd meter na de cruciale afrit. Het maakt niet uit welke optie je kiest, want altijd krijg je de vraag: 'Hadden we niet beter…?'
Ik blijf rustig, maar ik heb dan ook geen deadline te halen. Voor de meneer op de bijrijderstoel ligt dat even anders. Hij heeft een telefoontje in zijn hand waardoor zojuist nog een collega tetterde. Die was in staat van blinde paniek. Tenminste zo klonk het gekwetter dat tot mij kwam.
'Op deze manier halen we het nooit!' Zegt de verslaggever na een halve minuut stilte. Hij heeft gelijk, want op dit moment rollen we met een snelheid van nog geen tien kilometer per uur. Als dat zo door gaat zijn we in Hilversum op het moment dat de aftiteling wordt gestart.
Voor zijn neus, op het dashboard, staat een kleine monitor. Tussen de voorstoelen heb ik de camera gepropt, zodat de interviews onderweg konden worden gespot. Hij heeft druk zitten pennen en alle uitspraken van de geïnterviewde letterlijk uitgeschreven met de daarbij horende tijdcodes van het bandje.
Tevreden is de vragensteller niet over de gast die door de redactie is geproduceerd. De man is te langdradig en zegt niet wat ze, de verslaggever en zijn eindredacteur, eigenlijk willen horen. Over de manier van vragen stellen zegt niemand in deze auto iets.
'Misschien gooien we het wel weg.' Zei hij drie minuten geleden nog. Nu kijkt hij op zijn horloge, speelt ongeduldig met zijn telefoon, wrijft aan zijn neus en kijkt op het navigatiesysteem naar de vermoedelijke aankomsttijd. Het wordt steeds later. Naast me zit de onrust zelf.
Nog zoiets: de verkeersinformatie noemt de file waarin wij staan niet eens! Het is spits en de vakanties zijn bijna voorbij. Hoe graag ik ook sneller zou willen; de auto voor me gaat met een slakkengang.
'We hadden toch die andere route moeten nemen.' Hij zegt het zonder bedoelingen, waarschijnlijk zelfs zonder nadenken, maar het komt op mij over als een verwijt. Nu heb ík het gedaan. Ik zeg niks en kijk strak voor me uit. 50 staat op de borden. Was het maar waar.
Het is wel eens gezelliger geweest in deze auto.
Weer een paar minuten later gaat de telefoon. Waar we blijven. Nog steeds rijden we op de ringweg rond Amsterdam en het ziet er naar uit dat ook de A1 richting Amersfoort vast staat.
'Kunnen we niet binnendoor?', vraagt de man bij de afrit Diemen. Natuurlijk kan dat. Alleen vraag ik me hardop af of het daar niet ook vast zal staan. Daarop reageert de verslaggever verontwaardigd reageert met de inmiddels legendarische en dodelijke woorden: 'Hoe moet ik dat weten?'
Zwijgen is de enige remedie die ik kan verzinnen. Ik doe wat ik denk dat het beste is; we geven ons over aan de situatie. Of hij het wil of niet.
Verderop lost de file op als sneeuw voor de zon. Even later kijk ik op de teller en zie ik dat we 150 kilometer per uur rijden. Ik weet niet of ik het doe voor het programma of om zo snel mogelijk verlost te zijn van de man naast me.
Verslaggevers hebben de neiging om pas mee te denken over de te nemen route als de beslissing is genomen. Meestal zo'n honderd meter na de cruciale afrit. Het maakt niet uit welke optie je kiest, want altijd krijg je de vraag: 'Hadden we niet beter…?'
Ik blijf rustig, maar ik heb dan ook geen deadline te halen. Voor de meneer op de bijrijderstoel ligt dat even anders. Hij heeft een telefoontje in zijn hand waardoor zojuist nog een collega tetterde. Die was in staat van blinde paniek. Tenminste zo klonk het gekwetter dat tot mij kwam.
'Op deze manier halen we het nooit!' Zegt de verslaggever na een halve minuut stilte. Hij heeft gelijk, want op dit moment rollen we met een snelheid van nog geen tien kilometer per uur. Als dat zo door gaat zijn we in Hilversum op het moment dat de aftiteling wordt gestart.
Voor zijn neus, op het dashboard, staat een kleine monitor. Tussen de voorstoelen heb ik de camera gepropt, zodat de interviews onderweg konden worden gespot. Hij heeft druk zitten pennen en alle uitspraken van de geïnterviewde letterlijk uitgeschreven met de daarbij horende tijdcodes van het bandje.
Tevreden is de vragensteller niet over de gast die door de redactie is geproduceerd. De man is te langdradig en zegt niet wat ze, de verslaggever en zijn eindredacteur, eigenlijk willen horen. Over de manier van vragen stellen zegt niemand in deze auto iets.
'Misschien gooien we het wel weg.' Zei hij drie minuten geleden nog. Nu kijkt hij op zijn horloge, speelt ongeduldig met zijn telefoon, wrijft aan zijn neus en kijkt op het navigatiesysteem naar de vermoedelijke aankomsttijd. Het wordt steeds later. Naast me zit de onrust zelf.
Nog zoiets: de verkeersinformatie noemt de file waarin wij staan niet eens! Het is spits en de vakanties zijn bijna voorbij. Hoe graag ik ook sneller zou willen; de auto voor me gaat met een slakkengang.
'We hadden toch die andere route moeten nemen.' Hij zegt het zonder bedoelingen, waarschijnlijk zelfs zonder nadenken, maar het komt op mij over als een verwijt. Nu heb ík het gedaan. Ik zeg niks en kijk strak voor me uit. 50 staat op de borden. Was het maar waar.
Het is wel eens gezelliger geweest in deze auto.
Weer een paar minuten later gaat de telefoon. Waar we blijven. Nog steeds rijden we op de ringweg rond Amsterdam en het ziet er naar uit dat ook de A1 richting Amersfoort vast staat.
'Kunnen we niet binnendoor?', vraagt de man bij de afrit Diemen. Natuurlijk kan dat. Alleen vraag ik me hardop af of het daar niet ook vast zal staan. Daarop reageert de verslaggever verontwaardigd reageert met de inmiddels legendarische en dodelijke woorden: 'Hoe moet ik dat weten?'
Zwijgen is de enige remedie die ik kan verzinnen. Ik doe wat ik denk dat het beste is; we geven ons over aan de situatie. Of hij het wil of niet.
Verderop lost de file op als sneeuw voor de zon. Even later kijk ik op de teller en zie ik dat we 150 kilometer per uur rijden. Ik weet niet of ik het doe voor het programma of om zo snel mogelijk verlost te zijn van de man naast me.
Je moet ook vooraf overleggen en hem dan de beslissing over de te volgen route laten nemen. Ben jij d'r tenminste van af :-)
BeantwoordenVerwijderen(...... hebben de neiging om pas mee te denken over de te nemen route als de beslissing is genomen.(..) 'Hadden we niet beter…?')
BeantwoordenVerwijderenWeet je zeker dat je bijrijder geen vrouw was ?