Hilversum. De term 'scherptediepte' kan verwarrend werken. Want vind ik nou veel scherptediepte mooi of juist weinig? Ik weet wel wat ik mooi vind, maar ik vind het altijd lastig om het in één zin uit te leggen.
Ik ben dus dol op plaatjes met diepte. Voorgrond, onderwerp, iets op de achtergrond en spelen met de scherpte. Een beeld waarin alles van voor tot achter scherp is vind ik niet spannend. Mijn voorkeur gaat uit naar shots waarin alleen de essentiële delen gestoken scherp zijn. Dus wil ik draaien of fotograferen met een zo klein mogelijk scherptebereik.
Technisch gezien betekent dat werken met een open diafragma. In principe een simpel trucje, dat alleen niet bekend is bij de gemiddelde Journaalcameraman. Die gasten denken uitsluitend in termen van 'hebben' en werken bij voorkeur met een zo groot mogelijk scherptebereik. Als alles in beeld scherp is kan het ook niet snel mis gaan. Kijk maar even om acht uur.
Collega's die wel van ons vak houden spelen met scherptediepte en de diepte in het beeld.
Een interview waarbij de hoofdpersoon voor een kale witte muur zit zie je alleen in het nieuws. Het beeld wordt op deze manier zo plat als een dubbeltje. Ik wil die Journaaljongens niet afzeiken, want ook bij Hart van Nederland werken knoeiers, maar elke echte cameraman weigert zo'n dodelijke achtergrond, al gaat de verslaggever of regisseur op zijn kop staan.
Lang leve de diepte.
Dus als ik ergens een interview moet opnemen heb ik ruimte nodig. Liefst haal ik de geïnterviewde zo ver mogelijk van het decor af en als er tijd is zorg ik met een tegenlichtje dat hij of zij 'los' komt. Een open diafragma is het uitgangspunt zodra ik het hoofdlicht ga plaatsen, want ik wil zoals gezegd die eeuwige scherptediepte. Of anders gezegd; zo min mogelijk scherpte.
Alle interviews die ik draai -en dat zijn er op jaarbasis heel wat- zet ik neer volgens hetzelfde stramien. Noem het ook een trucje, maar het werkt.
In elke ruimte die ik betreed kijk ik gelijk naar een mogelijke opstelling voor een goed medium shot. Ook als ik niet aan het werk ben. Noem het beroepsdeformatie.
Zelfs als ik vakantiefoto's maak of thuis druk ben met het vastleggen van de baby zoek ik iets op de voorgrond. Alles voor de cruciale diepte. Daar moet mijn vriendin altijd hard om lachen. Als er geen tak of boom groeit, dan breek ik ergens wel eentje af. En een bermtoerist die bijvoorbeeld een graspol overdreven voor zijn lens houdt ziet er soms behoorlijk debiel uit.
Ik ben dus dol op plaatjes met diepte. Voorgrond, onderwerp, iets op de achtergrond en spelen met de scherpte. Een beeld waarin alles van voor tot achter scherp is vind ik niet spannend. Mijn voorkeur gaat uit naar shots waarin alleen de essentiële delen gestoken scherp zijn. Dus wil ik draaien of fotograferen met een zo klein mogelijk scherptebereik.
Technisch gezien betekent dat werken met een open diafragma. In principe een simpel trucje, dat alleen niet bekend is bij de gemiddelde Journaalcameraman. Die gasten denken uitsluitend in termen van 'hebben' en werken bij voorkeur met een zo groot mogelijk scherptebereik. Als alles in beeld scherp is kan het ook niet snel mis gaan. Kijk maar even om acht uur.
Collega's die wel van ons vak houden spelen met scherptediepte en de diepte in het beeld.
Een interview waarbij de hoofdpersoon voor een kale witte muur zit zie je alleen in het nieuws. Het beeld wordt op deze manier zo plat als een dubbeltje. Ik wil die Journaaljongens niet afzeiken, want ook bij Hart van Nederland werken knoeiers, maar elke echte cameraman weigert zo'n dodelijke achtergrond, al gaat de verslaggever of regisseur op zijn kop staan.
Lang leve de diepte.
Dus als ik ergens een interview moet opnemen heb ik ruimte nodig. Liefst haal ik de geïnterviewde zo ver mogelijk van het decor af en als er tijd is zorg ik met een tegenlichtje dat hij of zij 'los' komt. Een open diafragma is het uitgangspunt zodra ik het hoofdlicht ga plaatsen, want ik wil zoals gezegd die eeuwige scherptediepte. Of anders gezegd; zo min mogelijk scherpte.
Alle interviews die ik draai -en dat zijn er op jaarbasis heel wat- zet ik neer volgens hetzelfde stramien. Noem het ook een trucje, maar het werkt.
In elke ruimte die ik betreed kijk ik gelijk naar een mogelijke opstelling voor een goed medium shot. Ook als ik niet aan het werk ben. Noem het beroepsdeformatie.
Zelfs als ik vakantiefoto's maak of thuis druk ben met het vastleggen van de baby zoek ik iets op de voorgrond. Alles voor de cruciale diepte. Daar moet mijn vriendin altijd hard om lachen. Als er geen tak of boom groeit, dan breek ik ergens wel eentje af. En een bermtoerist die bijvoorbeeld een graspol overdreven voor zijn lens houdt ziet er soms behoorlijk debiel uit.
Met deze zin:
BeantwoordenVerwijderen"Ik wil die Journaaljongens niet afzeiken, want ook bij Hart van Nederland werken knoeiers"
sla je de spijker enorm op z'n kop... Briljant !!!
Vakmanschap, Meesterschap...
BeantwoordenVerwijderenToch is die landschapsfoto zonder onscherpe stengels in de voorgrond ook mooi. Denk ik zomaar. Verder heb je natuurlijk rondom gelijk.
BeantwoordenVerwijderenMOOI !!!
BeantwoordenVerwijderen