Geleen. We rijden de straat in waar ik ben opgegroeid en stoppen voor de deur bij mijn ouders. Het middelste huis in een rijtje van drie. Eenvoudig te tekenen, met plat dak.
Buurman Ger zwaait alsof we nog elke dag naar elkaar zwaaien. Marie-José, van nummer zeven, fietst de straat in. Het lijkt er op dat zij telkens klaar staat in de Bachstraat en een teken krijgt zodra ik voor het eerst in maanden van Spaans Neerbeek de Chopinstraat in draai.
De ontvangst is hier altijd hartelijk. Welkom thuis!
Mijn moeder maakt de voordeur open. Ze heeft ons al gehoord. In deze rustige straat hoef je niet voor het raam te wachten tot er iemand komt; het geluid van een auto is genoeg.
Voor mij is dit bekend terrein. Elke vierkante centimeter is vertrouwd. Op alle stoeptegels heb ik zitten krijten. Pijlen voor speurtochten bijvoorbeeld. Iets verderop vonden onze rolschaatswedstrijden plaats, onder leiding van meneer Lemeer. We bouwden tenten van tuintafels en dekens toen alle voortuintjes nog van gras waren. Met mijn skelter heb ik op deze stoep heel wat kilometers gemaakt.
Voor Art is alles nieuw. Hij komt voor het eerst logeren bij zijn opa en oma in Geleen. Natuurlijk samen met zijn ouders, want die kunnen én willen de kleine man nog niet los laten.
Koffie en vlaai, zoals het hoort in Limburg.
Art ligt op een deken in de kamer. Ik lig er languit naast en zie hoe hij om zich heen kijkt. Dertig jaar geleden stond op deze plek mijn Playmobilcircus. De voorstellingen waren altijd uitverkocht. En als ik was uitgespeeld verhuisde het circus naar een andere kant van de kamer. Voor mijn gevoel was deze ruimte toen veel groter.
Buiten is wel het een en ander veranderd, maar de tijd heeft hier ook stil gestaan. Alsof ieder moment iemand op straat kan komen met een bal. Pascal of Roger. En dan komen alle kinderen van toen naar buiten. Gaby, Hannie, Marinja, Rob en Guido. Ivo en Luuk.
Ik sta te dromen. Die buurtkinderen zijn allemaal vertrokken. Ze hebben er de afgelopen jaren voor gezorgd dat de bewoners van de Chopinstraat nu opa's en oma's zijn. Soms komen ze terug om de nieuwe generatie te showen, zoals wij vandaag.
Op mijn verzoek wordt de diaprojector uit de kast gehaald. We kijken naar beelden van lang geleden en vergelijken mijn drie maanden koppie met het hoofdje van onze zoon.
Onderweg komen we familieleden tegen die al lang dood zijn, maar ook de jeugd waarmee ik vroeger speelde in de straat die toen mijn veilige haven was. Ik zie ruitenbroeken met appeltjes op de knieën, gele coltruitjes en stevige roodgroene Bataschoenen. Mijn moeder met lange haren en mijn zus hoog vliegend op een schommel. Mijn vader nog met snor en strak in een bruin pak. Met een beetje fantasie hoor je Meneer de Uil op de achtergrond: 'Oogjes dicht en snaveltjes toe!'
Jeugdsentiment.
Lang leve de Chopinstraat!
Buurman Ger zwaait alsof we nog elke dag naar elkaar zwaaien. Marie-José, van nummer zeven, fietst de straat in. Het lijkt er op dat zij telkens klaar staat in de Bachstraat en een teken krijgt zodra ik voor het eerst in maanden van Spaans Neerbeek de Chopinstraat in draai.
De ontvangst is hier altijd hartelijk. Welkom thuis!
Mijn moeder maakt de voordeur open. Ze heeft ons al gehoord. In deze rustige straat hoef je niet voor het raam te wachten tot er iemand komt; het geluid van een auto is genoeg.
Voor mij is dit bekend terrein. Elke vierkante centimeter is vertrouwd. Op alle stoeptegels heb ik zitten krijten. Pijlen voor speurtochten bijvoorbeeld. Iets verderop vonden onze rolschaatswedstrijden plaats, onder leiding van meneer Lemeer. We bouwden tenten van tuintafels en dekens toen alle voortuintjes nog van gras waren. Met mijn skelter heb ik op deze stoep heel wat kilometers gemaakt.
Voor Art is alles nieuw. Hij komt voor het eerst logeren bij zijn opa en oma in Geleen. Natuurlijk samen met zijn ouders, want die kunnen én willen de kleine man nog niet los laten.
Koffie en vlaai, zoals het hoort in Limburg.
Art ligt op een deken in de kamer. Ik lig er languit naast en zie hoe hij om zich heen kijkt. Dertig jaar geleden stond op deze plek mijn Playmobilcircus. De voorstellingen waren altijd uitverkocht. En als ik was uitgespeeld verhuisde het circus naar een andere kant van de kamer. Voor mijn gevoel was deze ruimte toen veel groter.
Buiten is wel het een en ander veranderd, maar de tijd heeft hier ook stil gestaan. Alsof ieder moment iemand op straat kan komen met een bal. Pascal of Roger. En dan komen alle kinderen van toen naar buiten. Gaby, Hannie, Marinja, Rob en Guido. Ivo en Luuk.
Ik sta te dromen. Die buurtkinderen zijn allemaal vertrokken. Ze hebben er de afgelopen jaren voor gezorgd dat de bewoners van de Chopinstraat nu opa's en oma's zijn. Soms komen ze terug om de nieuwe generatie te showen, zoals wij vandaag.
Op mijn verzoek wordt de diaprojector uit de kast gehaald. We kijken naar beelden van lang geleden en vergelijken mijn drie maanden koppie met het hoofdje van onze zoon.
Onderweg komen we familieleden tegen die al lang dood zijn, maar ook de jeugd waarmee ik vroeger speelde in de straat die toen mijn veilige haven was. Ik zie ruitenbroeken met appeltjes op de knieën, gele coltruitjes en stevige roodgroene Bataschoenen. Mijn moeder met lange haren en mijn zus hoog vliegend op een schommel. Mijn vader nog met snor en strak in een bruin pak. Met een beetje fantasie hoor je Meneer de Uil op de achtergrond: 'Oogjes dicht en snaveltjes toe!'
Jeugdsentiment.
Lang leve de Chopinstraat!
Tja, jongen, en voor je het weet woon je weer daar waar het leven mooi is...
BeantwoordenVerwijderen