Den Haag. Spijt was een understatement. Het liefst wilde hij zijn excuses aanbieden aan Minister President Balkenende persoonlijk. Desnoods aan heel Nederland. Natuurlijk had hij beter moeten nadenken, maar hij had die avond een flinke slok op. Daar kon hij kennelijk steeds minder goed tegen.
Hoe jeugdig hij zich ook voelde, het was definitief gedaan met de jonge jaren. Zelfs zijn blaas kreeg al een mindere conditie. Dat hij zich nog steeds als een jonge hond gedroeg, was nu genadeloos afgestraft door twee Haagse dienders.
Op weg naar de laatste trein van Den Haag naar Utrecht moest hij plassen. Zo nodig dat het niet langer kon wachten. Bier en zwaartekracht voerden een gevecht dat hij niet kon winnen. Dan maar tegen het dichtst bijzijnde gebouw. De Tweede Kamer. Hij lalde iets over kak aan de politiek en dat Haags gezeik maar slap gelul was. Bladiebla.
Wel keek hij nog even over zijn schouder of niet toevallig een beveiligingscamera op hem was gericht. Hij ging er precies onder staan, want verstand van beeldhoeken had meneer ook nog als hij dronken was.
Klater-de-klater.
Dat luchtte op. Zijn broek vastknopend liep hij van de Hofplaatst via Lange Poten richting het Plein. Hij stapte stevig door en keek een paar keer op de klok. Het kon net. Pas op de hoek van het Plein werd hij staande gehouden door Sonny Crocket en Ricardo Tubbs. Twee jonge agenten. Pikkie en pikkie. Weggelopen bij The Village People. Pennenlikkers pur sang.
“U stond wild te plassen.” Zei de knapste, nahijgend van het sprintje dat hij door de Lange Poten had moeten trekken.
De hoofdpersoon van dit verhaaltje deed alsof zijn neus bloedde.
“Ik stond helemaal niet wild te plassen.” Antwoordde hij en feitelijk was dat geen onwaarheid.
Een oud Hollands welles-nietes volgde.
Uiteraard trokken Vledder en de Cock aan het langste eind. Ze moesten zijn legitimatiebewijs zien en anders zouden ze het op het bureau oplossen. Daarna begonnen Bromsnor en Bromsnor met het uitschrijven van een bon. Terecht natuurlijk, maar een waarschuwing had waarschijnlijk ook geholpen. Bovendien kon de laatste trein elk moment vertrekken. Derrick en Harry Klein hadden geen compassie en deden tergend langzaam hun werk. Wie was hier nu de zeikerd?
Op het gele papiertje stonden uiteindelijk alle gegevens. Negentig euro voor ‘het doen van de dagelijkse behoefte op de daarvoor niet bestemde plaats.’
Zo werd het al met al een duur avondje stappen. Mijn beste vriend baalde er stevig van, haalde hollend nog net zijn trein en vroeg zich af of het zinvol is om deze zaak voor te laten komen. Per slot van rekening stond hij niet wild, maar juist heel rustig te plassen en van de dagelijkse behoefte was al helemaal geen sprake. De vraag is of een rechter schijt aan deze principezaak zou hebben...
Hoe jeugdig hij zich ook voelde, het was definitief gedaan met de jonge jaren. Zelfs zijn blaas kreeg al een mindere conditie. Dat hij zich nog steeds als een jonge hond gedroeg, was nu genadeloos afgestraft door twee Haagse dienders.
Op weg naar de laatste trein van Den Haag naar Utrecht moest hij plassen. Zo nodig dat het niet langer kon wachten. Bier en zwaartekracht voerden een gevecht dat hij niet kon winnen. Dan maar tegen het dichtst bijzijnde gebouw. De Tweede Kamer. Hij lalde iets over kak aan de politiek en dat Haags gezeik maar slap gelul was. Bladiebla.
Wel keek hij nog even over zijn schouder of niet toevallig een beveiligingscamera op hem was gericht. Hij ging er precies onder staan, want verstand van beeldhoeken had meneer ook nog als hij dronken was.
Klater-de-klater.
Dat luchtte op. Zijn broek vastknopend liep hij van de Hofplaatst via Lange Poten richting het Plein. Hij stapte stevig door en keek een paar keer op de klok. Het kon net. Pas op de hoek van het Plein werd hij staande gehouden door Sonny Crocket en Ricardo Tubbs. Twee jonge agenten. Pikkie en pikkie. Weggelopen bij The Village People. Pennenlikkers pur sang.
“U stond wild te plassen.” Zei de knapste, nahijgend van het sprintje dat hij door de Lange Poten had moeten trekken.
De hoofdpersoon van dit verhaaltje deed alsof zijn neus bloedde.
“Ik stond helemaal niet wild te plassen.” Antwoordde hij en feitelijk was dat geen onwaarheid.
Een oud Hollands welles-nietes volgde.
Uiteraard trokken Vledder en de Cock aan het langste eind. Ze moesten zijn legitimatiebewijs zien en anders zouden ze het op het bureau oplossen. Daarna begonnen Bromsnor en Bromsnor met het uitschrijven van een bon. Terecht natuurlijk, maar een waarschuwing had waarschijnlijk ook geholpen. Bovendien kon de laatste trein elk moment vertrekken. Derrick en Harry Klein hadden geen compassie en deden tergend langzaam hun werk. Wie was hier nu de zeikerd?
Op het gele papiertje stonden uiteindelijk alle gegevens. Negentig euro voor ‘het doen van de dagelijkse behoefte op de daarvoor niet bestemde plaats.’
Zo werd het al met al een duur avondje stappen. Mijn beste vriend baalde er stevig van, haalde hollend nog net zijn trein en vroeg zich af of het zinvol is om deze zaak voor te laten komen. Per slot van rekening stond hij niet wild, maar juist heel rustig te plassen en van de dagelijkse behoefte was al helemaal geen sprake. De vraag is of een rechter schijt aan deze principezaak zou hebben...
jij smeerlap!
BeantwoordenVerwijderen