Melick. Hoewel ik met enige regelmaat in het dorp van mijn schoonouders kom, ken ik van deze plaats bij Roermond niet meer dan de straat waar ze wonen en de weg er naartoe. Over de basisschool, het zwembad en het orgel in de kerk heb ik alleen verhalen gehoord. In de Apollohal blijk ik ooit, jaren geleden, te zijn geweest voor televisieopnamen.
Hoogste tijd voor een ontdekkingstocht.
Ik maak een korte wandeling door de geschiedenis van mijn lieve lief. Hier is zij groot geworden. We zijn samen begonnen, maar een jammerende baby gooide roet in het eten. De rondleiding werd abrupt afgebroken. Nu loop ik alleen. Zoeken naar slagerij Beulen voor vers barbequevlees.
De John F. Kennedysingel. Schoenen en Sport Dirkx in de Brouwerstraat. Ik moet bij de kerk op het plein zijn, maar de toren is niet zo hoog en verstopt zich achter de huizen. Ik loop op de gok. Niemand op straat om de weg te vragen. Het is vakantie, dit slaapdorp is verlaten.
De naoorlogse St. Andreaskerk is weinig spannend. Een strak gebouw met weinig versiering. Op een grasveld er naast staat een beeldje van carnavalsvereniging De Markoef. De Markt aan de andere kant dient als parkeerterrein, maar er staan vandaag niet veel auto's. Verderop zie ik een bronzen beeldje van een vrouw die in mijn verbeelding danst. Wie ze is of wat ze voorstelt wordt nergens aangegeven. Zelfs niet wie haar heeft gemaakt.
Hier is ook de plaatselijke Albert Heijn, een bakker en de slagerij die ik zoek. Een Rabobank op de hoek.
Bij Beulen koop ik worstjes en de Echte Bakker verwent mij met een ijsje. In Limburg spreken bakkers, slagers en kappers je automatisch aan in het dialect. Altijd in de veronderstelling dat iedereen hun taaltje spreekt. Gelukkig versta ik het wel, maar 'plat kalle' is een ander verhaal. Alleen als ik stomdronken ben denk ik dat ik het kan.
Terug op de Krekelberg, waar mijn schoonouders wonen, tref ik twee vrouwen met honden. Waarschijnlijk verbaast het ze dat er een vreemde man door hun stille straatje loopt.
'Dao kump 't barbequevleisj!' Zegt de een.
Ik lach vriendelijk. Beschouw het als een niet persoonlijke opmerking, knik en loop verder. Zin om echt te reageren op deze dooddoener heb ik niet. Als ik voorbij ben hoor ik de ander zeggen: 'Ich kén dae man neet…', en de ander reageert, 'Ich auch neet.'
Hun ogen prikken in mijn rug. Ik weet zeker dat ze me volgen tot ze weten waar ik met die enorme zak vlees naar binnen ga.
Ik ben de attractie van de dag. Verder is er in Melick niks te doen.
Hoogste tijd voor een ontdekkingstocht.
Ik maak een korte wandeling door de geschiedenis van mijn lieve lief. Hier is zij groot geworden. We zijn samen begonnen, maar een jammerende baby gooide roet in het eten. De rondleiding werd abrupt afgebroken. Nu loop ik alleen. Zoeken naar slagerij Beulen voor vers barbequevlees.
De John F. Kennedysingel. Schoenen en Sport Dirkx in de Brouwerstraat. Ik moet bij de kerk op het plein zijn, maar de toren is niet zo hoog en verstopt zich achter de huizen. Ik loop op de gok. Niemand op straat om de weg te vragen. Het is vakantie, dit slaapdorp is verlaten.
De naoorlogse St. Andreaskerk is weinig spannend. Een strak gebouw met weinig versiering. Op een grasveld er naast staat een beeldje van carnavalsvereniging De Markoef. De Markt aan de andere kant dient als parkeerterrein, maar er staan vandaag niet veel auto's. Verderop zie ik een bronzen beeldje van een vrouw die in mijn verbeelding danst. Wie ze is of wat ze voorstelt wordt nergens aangegeven. Zelfs niet wie haar heeft gemaakt.
Hier is ook de plaatselijke Albert Heijn, een bakker en de slagerij die ik zoek. Een Rabobank op de hoek.
Bij Beulen koop ik worstjes en de Echte Bakker verwent mij met een ijsje. In Limburg spreken bakkers, slagers en kappers je automatisch aan in het dialect. Altijd in de veronderstelling dat iedereen hun taaltje spreekt. Gelukkig versta ik het wel, maar 'plat kalle' is een ander verhaal. Alleen als ik stomdronken ben denk ik dat ik het kan.
Terug op de Krekelberg, waar mijn schoonouders wonen, tref ik twee vrouwen met honden. Waarschijnlijk verbaast het ze dat er een vreemde man door hun stille straatje loopt.
'Dao kump 't barbequevleisj!' Zegt de een.
Ik lach vriendelijk. Beschouw het als een niet persoonlijke opmerking, knik en loop verder. Zin om echt te reageren op deze dooddoener heb ik niet. Als ik voorbij ben hoor ik de ander zeggen: 'Ich kén dae man neet…', en de ander reageert, 'Ich auch neet.'
Hun ogen prikken in mijn rug. Ik weet zeker dat ze me volgen tot ze weten waar ik met die enorme zak vlees naar binnen ga.
Ik ben de attractie van de dag. Verder is er in Melick niks te doen.
Nee, ga dan maar naar:
BeantwoordenVerwijderenGelaen de wereldsjtad!!
New kid in town, dat is toch ook en bezienswaardigheid ;-)
BeantwoordenVerwijderengroetjes Vivianne
Vroeger toen ik nog vrijwilliger was bij de RTV (lokale omroep aldaar) was jij reden geweest om een nieuws item te draaien van 10 minuten. Wie was toch die man die daar door die straat liep en waar ging hij naar toe.....?
BeantwoordenVerwijderenDV camera-collega Bas Thijssen