Breda. Het zal oplettende lezers niet verbazen dat mijn bezoek aan het riool, de vorige week, alles te maken had met het programma The Phone. Dat avontuur betrof een locatiebezoek; gisteren was de draaidag. Opnieuw zo’n wit pak en laarsjes aan. Weer in de put. Nu met camera.
Ik had natuurlijk een collega deze stinkklus kunnen toebedelen, maar het leek mij aardig om het zelf te doen. Ik had het terrein verkend en uitgebreid gesproken met Jan de rioolman over alle mogelijke gevaren.
Vier dagen had ik tijd gehad om na te denken over de beste manier van aanpak. Om het spel goed in beeld te brengen had ik gekozen voor twee cameramensen onder de grond. Roger en ik. Ieder uitgerust met een grote XDCAM camera en daar bovenop een kleine amateur-camera geschroefd, voorzien van nighshot-functie, zodat we ook in het pikkedonker infraroodopnamen konden maken. We konden geen gebruik maken van lampen, omdat de kandidate voor haar eigen licht moest zorgen. Dat leek ons spannender.
Met veel haast moest ik me voorbereiden op de barre tocht van 600 meter door het riool van Breda. Een lampje voor noodsituaties was ik vergeten in mijn rugtas te steken en ook een handig tasje waarmee ik extra disks en accu’s mee kon nemen lag nog thuis in de kast. Terwijl ik laarzen aan trok stonden regisseur en eindredacteur me op te jagen, omdat de kandidaten al in aantocht waren. Zij mochten ons nog niet zien. De put moest weer afgesloten zijn.
Zo kon het gebeuren dat ik uiteindelijk in het donker klaar stond in die vochtige en stinkende tunnel, toen ik pas ontdekte dat ik vergeten was om een helm op te zetten. Ook had ik onder het witte pak een bodywarmer aan met in de zakken zoveel spullen dat het kledingstuk niet bepaald comfortabel zat. En het was bloedheet. De eerste zweetdruppeltjes stonden al op mijn voorhoofd.
De put ging opnieuw open, de kandidaten staken een ladder naar beneden en het meisje daalde af. Het spel was begonnen, de camera liep. Ze had uiteindelijk een veel kleiner lampje meegekregen dan ik had verwacht. Daaraan was een lange kabel bevestigd, omdat het ons leuk leek om het licht uit te kunnen draaien. Alleen hadden we niet helemaal goed nagedacht over het feit dat die kabel heel smerig zou worden en behoorlijk in de weg kon gaan zitten. Al na vijf meter trok het meisje het snoer bijna kapot. Ze had haast en ging harder lopen dan ons lief was. Dat kwam natuurlijk door de tijdsdruk die wij haar zelf hadden opgelegd.
Roger liep achteruit over een smal pad voor de kandidate uit. Ik er op afstand achteraan. Naast ons stroomde het smerige rioolwater in een ondiepe goot. Het nadeel was dat je gemakkelijk een misstap kon maken, zeker als je je concentreerde op het maken van een bruikbaar shot.
Het was erg donker, vooral wanneer ik de kandidate een flink stuk van me af liet lopen. Als ik haar vervolgens weer in moest halen was dat geen fijne wandeling. Bovendien kneep ik ‘m als ze ziekte dat ik mijn hoofd hard zou stoten. Zin in een tetanusspuit had ik zeker niet.
Na een minuut of tien en zo’n tweehonderd meter lopen ging het lampje waarmee de kandidate zichzelf belichtte definitief stuk. We moesten in het stikdonker verder. Dat was aardig voor het programma, maar een ramp voor Roger en mij. En ook voor Jan de rioolman. De kandidate had nog enigszins een richtpunt, omdat uit de viewers van onze camera’s iets van licht kwam. Maar ik zag helemaal niks als ik om me heen keek. Met mijn rechter arm schuurde ik voortdurend langs de vieze natte wand van de tunnel, zodat ik zeker wist dat ik aan de andere kant geen misstap kon maken. Ik mocht niet klagen, want ik had zelf verzonnen dat het licht even uit moest gaan. Alleen had ik tijdens de testdag geroepen dat het lampje ook weer aan zou moeten gaan. Dat kon nu niet meer. Ik had in mijn hoofd dat de kandidate stokstijf stil zou blijven staan in het donker, maar ze ging gewoon lopen en nog in een stevig tempo ook. Wat haar betreft stond er 25.000 euro op het spel. Voor ons was het een gewone werkdag.
Opeens hoorden we een plons. Gewoel in het water en daarna was het even stil. Niemand zei iets. En toen gingen we weer verder. Iets was in het water gevallen, maar ik had geen idee wat.
Het spel duurde en duurde. De kandidaten kwamen niet uit de opdracht die ze gekregen hadden. Deels omdat het meisje onder de grond niet zag waar ze was. Voor ons werd het met de minuut vervelender. Soms voelde je natte druppels in je nek vallen. Langzaam maar zeker kreeg ik last van mijn rug, omdat ik gebukt moest lopen. De dubbelloops camera begon zwaar te worden en filmen in het donker is een onmogelijke opgave. Ik baalde als een stekker en wilde er uit. Stoppen was echter geen optie. Zo lang de kandidate heen en weer rende in het riool moesten wij er achteraan.
De bedenker van het spel die vlak achter me liep heb ik een paar keer hartgrondig vervloekt. Hij kon het hebben en bleef lachen, omdat hij zag dat hier een aardig stukje televisie uit zou rollen.
Mokkend kwam ik uiteindelijk bij de uitgang. Nog heel even moesten we wachten tot de kandidaten weg waren en dan konden wij met onze brede lijven en grote camera’s door de smalle put naar boven. We zouden uitkomen in een drukke winkelstraat, waar veel mensen stonden te kijken.
Er was gelukkig een eind aan deze hel gekomen. Ik keek omhoog, zag eindelijk weer de blauwe hemel en precies op dat moment keek een prachtig mooi blond meisje nieuwsgierig naar beneden. Een engeltje leek het wel. Op slag was ik alle ellende weer vergeten.
Naast me stond Jan de rioolman. Een vriendelijke vent die ons op geweldige wijze had geholpen. Zonder zijn deskundige begeleiding had dit spel niet plaats kunnen vinden. Ik zag bloed op zijn hand en hij was doorweekt. Nu realiseerde ik me weer dat we een geweldige plons hadden gehoord. En inderdaad bleek dat uitgerekend de riooldeskundige een misstap had gemaakt. De arme man was languit in het gore water gevallen. Voor zover ik het kon beoordelen had hij zich nog aardig bezeerd ook. Toch geloof ik dat hij er wel om kon lachen. Dit zijn de mensen die je als televisiemaker graag treft!
Ik had natuurlijk een collega deze stinkklus kunnen toebedelen, maar het leek mij aardig om het zelf te doen. Ik had het terrein verkend en uitgebreid gesproken met Jan de rioolman over alle mogelijke gevaren.
Vier dagen had ik tijd gehad om na te denken over de beste manier van aanpak. Om het spel goed in beeld te brengen had ik gekozen voor twee cameramensen onder de grond. Roger en ik. Ieder uitgerust met een grote XDCAM camera en daar bovenop een kleine amateur-camera geschroefd, voorzien van nighshot-functie, zodat we ook in het pikkedonker infraroodopnamen konden maken. We konden geen gebruik maken van lampen, omdat de kandidate voor haar eigen licht moest zorgen. Dat leek ons spannender.
Met veel haast moest ik me voorbereiden op de barre tocht van 600 meter door het riool van Breda. Een lampje voor noodsituaties was ik vergeten in mijn rugtas te steken en ook een handig tasje waarmee ik extra disks en accu’s mee kon nemen lag nog thuis in de kast. Terwijl ik laarzen aan trok stonden regisseur en eindredacteur me op te jagen, omdat de kandidaten al in aantocht waren. Zij mochten ons nog niet zien. De put moest weer afgesloten zijn.
Zo kon het gebeuren dat ik uiteindelijk in het donker klaar stond in die vochtige en stinkende tunnel, toen ik pas ontdekte dat ik vergeten was om een helm op te zetten. Ook had ik onder het witte pak een bodywarmer aan met in de zakken zoveel spullen dat het kledingstuk niet bepaald comfortabel zat. En het was bloedheet. De eerste zweetdruppeltjes stonden al op mijn voorhoofd.
De put ging opnieuw open, de kandidaten staken een ladder naar beneden en het meisje daalde af. Het spel was begonnen, de camera liep. Ze had uiteindelijk een veel kleiner lampje meegekregen dan ik had verwacht. Daaraan was een lange kabel bevestigd, omdat het ons leuk leek om het licht uit te kunnen draaien. Alleen hadden we niet helemaal goed nagedacht over het feit dat die kabel heel smerig zou worden en behoorlijk in de weg kon gaan zitten. Al na vijf meter trok het meisje het snoer bijna kapot. Ze had haast en ging harder lopen dan ons lief was. Dat kwam natuurlijk door de tijdsdruk die wij haar zelf hadden opgelegd.
Roger liep achteruit over een smal pad voor de kandidate uit. Ik er op afstand achteraan. Naast ons stroomde het smerige rioolwater in een ondiepe goot. Het nadeel was dat je gemakkelijk een misstap kon maken, zeker als je je concentreerde op het maken van een bruikbaar shot.
Het was erg donker, vooral wanneer ik de kandidate een flink stuk van me af liet lopen. Als ik haar vervolgens weer in moest halen was dat geen fijne wandeling. Bovendien kneep ik ‘m als ze ziekte dat ik mijn hoofd hard zou stoten. Zin in een tetanusspuit had ik zeker niet.
Na een minuut of tien en zo’n tweehonderd meter lopen ging het lampje waarmee de kandidate zichzelf belichtte definitief stuk. We moesten in het stikdonker verder. Dat was aardig voor het programma, maar een ramp voor Roger en mij. En ook voor Jan de rioolman. De kandidate had nog enigszins een richtpunt, omdat uit de viewers van onze camera’s iets van licht kwam. Maar ik zag helemaal niks als ik om me heen keek. Met mijn rechter arm schuurde ik voortdurend langs de vieze natte wand van de tunnel, zodat ik zeker wist dat ik aan de andere kant geen misstap kon maken. Ik mocht niet klagen, want ik had zelf verzonnen dat het licht even uit moest gaan. Alleen had ik tijdens de testdag geroepen dat het lampje ook weer aan zou moeten gaan. Dat kon nu niet meer. Ik had in mijn hoofd dat de kandidate stokstijf stil zou blijven staan in het donker, maar ze ging gewoon lopen en nog in een stevig tempo ook. Wat haar betreft stond er 25.000 euro op het spel. Voor ons was het een gewone werkdag.
Opeens hoorden we een plons. Gewoel in het water en daarna was het even stil. Niemand zei iets. En toen gingen we weer verder. Iets was in het water gevallen, maar ik had geen idee wat.
Het spel duurde en duurde. De kandidaten kwamen niet uit de opdracht die ze gekregen hadden. Deels omdat het meisje onder de grond niet zag waar ze was. Voor ons werd het met de minuut vervelender. Soms voelde je natte druppels in je nek vallen. Langzaam maar zeker kreeg ik last van mijn rug, omdat ik gebukt moest lopen. De dubbelloops camera begon zwaar te worden en filmen in het donker is een onmogelijke opgave. Ik baalde als een stekker en wilde er uit. Stoppen was echter geen optie. Zo lang de kandidate heen en weer rende in het riool moesten wij er achteraan.
De bedenker van het spel die vlak achter me liep heb ik een paar keer hartgrondig vervloekt. Hij kon het hebben en bleef lachen, omdat hij zag dat hier een aardig stukje televisie uit zou rollen.
Mokkend kwam ik uiteindelijk bij de uitgang. Nog heel even moesten we wachten tot de kandidaten weg waren en dan konden wij met onze brede lijven en grote camera’s door de smalle put naar boven. We zouden uitkomen in een drukke winkelstraat, waar veel mensen stonden te kijken.
Er was gelukkig een eind aan deze hel gekomen. Ik keek omhoog, zag eindelijk weer de blauwe hemel en precies op dat moment keek een prachtig mooi blond meisje nieuwsgierig naar beneden. Een engeltje leek het wel. Op slag was ik alle ellende weer vergeten.
Naast me stond Jan de rioolman. Een vriendelijke vent die ons op geweldige wijze had geholpen. Zonder zijn deskundige begeleiding had dit spel niet plaats kunnen vinden. Ik zag bloed op zijn hand en hij was doorweekt. Nu realiseerde ik me weer dat we een geweldige plons hadden gehoord. En inderdaad bleek dat uitgerekend de riooldeskundige een misstap had gemaakt. De arme man was languit in het gore water gevallen. Voor zover ik het kon beoordelen had hij zich nog aardig bezeerd ook. Toch geloof ik dat hij er wel om kon lachen. Dit zijn de mensen die je als televisiemaker graag treft!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik wil reacties altijd eerst even lezen, voor ze op dit weblog worden geplaatst. Daarom kan het even duren voor een reactie wordt gepubliceerd. Ik plaats niet zomaar elke reactie. Het is mijn weblog, dus ik bepaal wat ik een goede reactie vind en wat niet. Als je het er niet mee eens bent, dan moet je lekker zelf een weblog beginnen.
Anonieme reacties zal ik extra kritisch bekijken.