maandag 28 januari 2019

de nationale holocaust herdenking

In zekere zin is er moed voor nodig om uit te stappen. Het is zondagochtend, twintig voor negen en ik heb zojuist geparkeerd achter Artis. Het regent pijpenstelen. Op de radio is Menno Bentveld met het heerlijke Vroege Vogels en het liefst blijf ik nog even naar hem luisteren. De auto is lekker warm, maar ik word verwacht in het Wertheimpark, vijf minuten lopen hier vandaan. In dat park, bij het beroemde Spiegelmonument van Jan Wolkers, is vandaag de Nationale Holocaustherdenking en die gaan we uitzenden op televisie.
Ik doe het. Stap uit, pak mijn tas, twee jassen uit de kofferbak en zet een petje op. 
Het houdt niet op met regenen deze ochtend. Zo troosteloos is het niet vaak als ik buiten moet werken. Het levert gedoe op met een ingepakte camera en knopjes waar je niet meer bij kunt, modderige kabels, druppels op de lens en een viewer die steeds weer beslaat. Filmen met hindernissen. 
Als de herdenking om elf uur begint is mijn jas al doorweekt. Dikke druppels rollen in mijn nek. Toch is dit niet de plek of de gelegenheid om te klagen. Onze Minister President heeft niet eens zo’n coole The North Face jas en hij zit zonder paraplu om het zicht van de mensen achter hem niet te belemmeren. Zijn bril heeft hij al afgedaan, want hij heeft kennelijk ook niet zo’n mooie natuurzeempjes als ik om zijn lenzen te poetsen. Ik heb het te doen met alle mensen die hier gekomen zijn voor deze herdenking. Dat zijn er gelukkig heel veel. Ze zitten in plastic poncho’s op houten bankjes en het gaat alleen maar harder regenen. De voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité zegt in zijn toespraak dat het de tranen zijn van de mensen die wij herdenken. 
Terwijl ik close beelden maak van Joodse kinderen die met een anjer op de eerste rij zitten, van Staatssecretaris Blokhuis die een vaderlijke arm om de verkleumde jongen naast hem slaat en van oude vrouwtjes die de oorlog waarschijnlijk nog hebben meegemaakt, gaan mijn gedachten ook naar alle mensen die in de Tweede Wereldoorlog onder barre omstandigheden zijn afgevoerd naar concentratiekampen. Mijn misère hier duurt slechts een paar uur en ik weet zeker dat ik aan het eind van deze dag in een warm bad kruip. Miljoenen joden wisten niet hoe het af zou lopen. Die hadden helemaal niks meer. Vaak niet eens elkaar. Je kan je er eigenlijk helemaal niks bij voorstellen. Ik heb opeens zoveel vragen over die tijd, over de manier waarop mensen hun informatie kregen, wat ze wel wisten en wat ze niet wisten. Hoe koud moeten zij het wel niet hebben gehad?
Het is ontzettend goed dat de NOS veel aandacht besteed aan de herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog. Ik vind het altijd bijzonder om aan deze producties mee te mogen werken. Het is leerzaam en zet me telkens weer aan het denken. Dat kan in deze tijd geen kwaad. Eigenlijk zou iedereen vandaag cameraman moeten zijn en zo automatisch geconfronteerd worden met aangrijpende verhalen over de holocaust, de Jodenvervolging en de concentratiekampen. Hier in het Wertheimpark ben ik vast niet de enige die zich realiseert hoe dun de lijntjes zijn tussen het verleden en het heden. Het probleem is eigenlijk dat zoveel mensen hier niet zijn en dat niet iedereen zit te kijken naar onze mooie ‘Nooit meer Auschwitz’ uitzending. 
Aan het eind van de herdenking is het Spiegelmonument één grote bloemenzee. We nemen nog een interview op en als dat erop staat is het park alweer nagenoeg verlaten. Ik trek de kabel uit mijn camera en breng het apparaat terug naar de materiaalwagen waar alles even kan drogen voor we verder gaan met een speciaal avondprogramma. 
Buiten is het droog.



zaterdag 26 januari 2019

Dove DJ

Het is nog vroeg. Pas over vier uur zal in deze grote sporthal een belangrijke wedstrijd beginnen. Op dit moment wordt de zaal ingericht voor dat evenement. Een paar mensen zijn druk met het plaatsen van de reclameborden langs het speelveld en iemand test het scorebord. Wij trekken kabels en bouwen de camera’s op voor een rechtstreekse televisie-uitzending. Werk dat je prima in alle rust kan doen. Stilte voor de storm, zou je denken. Alleen is de DJ ook al in huis. 
Ik hou van muziek, maar op de een of andere manier draaien ze bij sportevenementen altijd dreundeuntjes op waar je al snel simpel van wordt. Ook dat vind ik heus geen probleem, maar waarom moet het ALTIJD ZO KNEITERHARD???Die geluidsjongens draaien de volumeknop iedere keer weer tegen de irritatiegrens aan of net er overheen. 
Ja, het zijn altijd jongens. Ook vandaag is het zo’n bleek type, net uit de pukkels en zijn ideeën over fijne sfeermuziek stroken totaal niet met de mijne of met die van mijn collega’s. Dit is ook geen normale soundcheck meer. Tijdens het testen van de speakers zoekt deze audioot de pijngrens op en wie er iets van zegt wordt vol onbegrip aangekeken. Het is een blik van ‘Doe niet zo lastig ouwe zak!’ Soms gaat het dan even een tandje zachter, maar als je tien stappen verder bent duwt meneer de schuif alweer omhoog. 
Denk nu niet dat ik hier een uitzonderlijk fenomeen beschrijf. Zulke DJ’s kom je tegen in Eindhoven, Heerenveen, Sittard, Groningen en Almere. Het maakt niet uit of je camera’s opbouwt bij basketbal, handbal, kickboksen, pingpong of badminton. Ook in voetbalstadions komt het geregeld voor dat wij op zondagochtend om half negen al worden weggeblazen door een geluidsmannetje met wansmaak. Bij schaatsen, een wielerkoers, de marathon of de vierdaagse. Stapels met speakers, altijd kutmuziek en zelfs als het publiek nog in geen velden of wegen te bekennen is. ‘DJ’ is in mijn ogen dan ook een scheldwoord geworden.
Misschien ben ik oud en heb ik het stadium van de narrige zeurpiet al bereikt, maar een decibelmeter op mijn telefoon vertelt me dat de het geluid hier rond de 100dB zit en op een andere site vind ik dat je van dit volume al na vijf minuten gehoorschade kan oplopen. Het is toch te gek voor woorden dat ik oordoppen moet dragen en niet meer met mijn collega’s kan communiceren, omdat zo’n gast eindelijk eens buiten mag spelen! 
Ik heb wel eens wanhopig het snoer uit een speaker getrokken die pal achter mijn camera stond, maar daarmee heb ik geen vrienden gemaakt. Een collega waarmee ik ooit werkte werd zo agressief van de herrie dat hij, na drie keer vragen of het iets zachter kon, zijn Leatherman pakte en het snoer van een box doorknipte. Toen was het in een klap stil in de hal, want blijkbaar waren alle speakers met elkaar doorverbonden. Ook geen goed idee.
Muziek moet sfeer verhogend zijn. Een goede DJ kijkt een beetje naar de leeftijd van zijn publiek en stemt daar de keuze van zijn plaatjes op af. Als het de bedoeling is dat mensen nog met elkaar kunnen communiceren, dan moet je het volume aanpassen. Zo moeilijk is dat niet, maar veel van die gasten draaien helemaal niet voor een ander. Die zien zo’n opdracht bij een evenement in een sporthal als de ultieme kans om lekker met hun spulletjes te spelen. Zij doen het vooral voor zichzelf. En ze zijn in ieder geval allemaal Oost-Indisch doof. 
Zo, dat moest ik even kwijt.
Wat zeg je? 
DAT MOEST IK EVEN KWIJ-IJT!!!


Deze column schreef ik voor BM (voorheen Broadcast Magazine), hét mediavakblad van Nederland. Elke maand mag ik een stuk schrijven voor dit prachtige tijdschrift in de reeks 'Point of View'. Dit verhaal staat in BM 380, de uitgave van februari 2019. Een abonnement op BM kan ik iedereen van harte aanbevelen.




vrijdag 25 januari 2019

steun de fotografen!


Dappere persfotografen staken vandaag voor een beter tarief. Ze eisen meer geld voor hun foto’s en zeggenschap over hun auteursrecht. In De Volkskrant lees ik dat een freelance fotograaf € 42,- per geplaatste foto krijgt. Hoe je daar van kan leven begrijp ik niet, want het betekent dat fotocollega’s die ik bijvoorbeeld langs de lijn bij een voetbalwedstrijd tegenkom soms nog geen vijftig euro krijgen voor een avond of middag werk. 
De Volkskrant is ook zo eerlijk om ook haar eigen beleid ten aanzien van fotografen te publiceren. Ze schrijven dat fotografie heel belangrijk is voor de krant en dat ze er veel geld aan uitgeven, maar uit € 145,- per klus of € 260,- voor een dag spreekt niet bepaald liefde voor de fotografen. Daar kan je als ZZP’er niet gezond van leven. Laat staan investeren in je onderneming, reserveren voor mindere tijden, een goede arbeidsongeschiktheidsverzekering betalen of iets regelen voor je pensioen. 
Online is het helemaal het wilde westen als het gaat om fotografie. De meeste websites hebben nauwelijks budget voor fotografen, maar willen wel bij elk artikel een of meerdere plaatjes. Zij maken vaak gebruik van spotgoedkope stockfoto’s, ze jatten wat er te jatten valt of ze betalen bedragen waarvoor je in Bangladesh niet eens een T-shirt kan laten naaien. Op die manier wordt fotojournalistiek steeds meer een bijbaan. Mensen die echt kunnen fotograferen storten zich op commerciële opdrachten en de beunhazen blijven over. 
Het komt al geregeld voor dat ik achter het doel bij een voetbalwedstrijd mensen met klikklakcamera’s betrap die er meer uitzien als fan dan als fotograaf. Ook bij andere evenementen lopen steeds vaker zolderkamerartiesten met een accreditatie. Het komt de kwaliteit van de fotografie niet ten goede. Bovendien is het wachten op de eerste serieuze incidenten met mensen die totaal niet weten waar ze mee bezig zijn en die daar dan ook nog eens totaal onverzekerd rondlopen. De dag waarop medeplichtige of schuldige opdrachtgevers achter hun oren zullen krabben komt dichterbij. 
Het is geen beschermd beroep en dus kan iedereen met een toestel zichzelf fotograaf noemen. Dat helpt niet. Veel incompetente beeldboeren realiseren zich totaal niet dat ze ook de echte professionals mee omlaag trekken. Types die blij zijn met een naamsvermelding of een boekenbon bederven de markt. Ook vandaag en morgen zal je zien dat er beelden zijn van alle gebeurtenissen en evenementen, omdat er altijd klojo's zijn die uitsluitend aan de korte termijn denken. Toch denk ik dat de actievoerende fotografen terecht een punt maken. Opdrachtgevers moeten gewoon serieus betalen voor het beeld waarmee ze hun verhalen verkopen en meer selecteren op basis van kwaliteit. Iedereen weet dat je een goede schilder of loodgieter niet voor minder dan € 40,- per uur kan krijgen. Dat zou ook voor persfotografie een heel normaal basistarief kunnen zijn. Pas dan kan een fulltime fotograaf zijn apparatuur, auto, hypotheek, verzekeringen en pensioen bij elkaar verdienen.

Ik steun de protesterende fotografen van harte en wens ze veel succes in deze moeilijke, maar dappere strijd. Vooral omdat ik het ontzettend jammer vindt dat we steeds vaker worden geconfronteerd met slechte kiekjes in kranten, tijdschriften en op websites, terwijl goede fotografie zo ontzettend belangrijk is voor ons wereldbeeld. Echte mooie foto’s zijn kunstwerkjes. Daar kijk ik graag naar en ik kan heel erg genieten van een mooie foto. Het is zaak dat we de kunstenaars die zulke fantastische beelden kunnen maken in het zadel houden. Laten we de echte fotografen serieus nemen en ook eens naar ze luisteren!


zondag 20 januari 2019

aan mijn lijf geen polonaise

De polonaise, daar krijg ik dus jeuk van. Uitslaande brand in mijn liezen, haren overeind, vlekken in de nek en bultjes op plekken die de zon nooit zien. Mijn hardnekkige polonaise-allergie heb ik opgelopen in de tijd dat ik als beunende bruidsvideograaf wat zakgeld verdiende in het Geleense Plenkhoes. Het moet eind jaren ‘80 zijn geweest. De toenmalige eigenaar van dat zaaltje verkocht mij met zijn S-VHS camera als extra optie aan bruidsparen. Zodoende filmde ik, tijdens mijn middelbare schoolperiode, soms wel twee of drie bruiloften in een maand. Dat leverde meer op dan een krantenwijk of een week aan de lopende band bij de DSM, maar het was ook confronterend om te zien hoeveel huwelijken al heel slecht beginnen. 
Twee families die zo’n hele avond tegenover elkaar bleven zitten. Ongemakkelijke toespraken van vaders en schoonvaders. Iedere keer weer zo’n alfabet (“De A is van…”) door háár vriendinnen en een tenenkrommend optreden van zijn vrienden. Net niet leuk en vaak zelfs pijnlijk eerlijk. En tot slot familieleden met het toen al zwaar gedateerde Farce Majeur-liedje ’Dat is uit het leven gegrepen’. Iedere keer weer hetzelfde. Trouwen in Het Plenkhoes stond garant voor treurigheid en troosteloosheid. Het was in die jaren nooit origineel of spetterend. Tot overmaat van ramp werden de avonden min of meer standaard afgesloten met een polonaise. Het enige moment waarop de families een beetje wilden mixen en altijd was er een oom met een slok op zo leuk om even in de billen van de beste vriendin van de bruid te knijpen. Of in die van de bruid zelf, dat kan natuurlijk ook. Voor mij was dit het moment om de camera op te ruimen en zelf ook maar een biertje te bestellen, want wat er na de polonaise nog gebeurde kon je beter niet vastleggen voor het nageslacht.
Het fenomeen polonaise heb ik nooit begrepen, maar je hebt blijkbaar genoeg mensen die het wel leuk vinden om een wandelende slinger te vormen. Als het even kan grijpen ze andere mensen bij hun schouders en dwingen ze die om mee te lopen. Ik kom uit Limburg en ben dus ook wel eens van achteren aangereden door zo’n hossende file, terwijl ik net rustig twee biertjes tegelijk stond te drinken. Bier over me heen én een whiplash. Het ergste van die polonaisemaffia is dat je niet zelf achteraan mag aansluiten als je dat al wil, maar je wordt altijd gedwongen. Wie voorop loopt is de pisang. Om over de bij behorende muziek nog maar te zwijgen. Hoempa hoempa. Ik heb nog nooit een polonaise zien ontstaan op muziek van The Rolling Stones of Pearl Jam.
Rond mijn achttiende heb ik me, daar aan de bar van Het Plenkhoes, voorgenomen om op mijn eigen huwelijk nooit een polonaise te tolereren. En als het toch per ongeluk zou gebeuren was ik vast van plan om de boel direct stil te leggen, de volgende dag te gaan scheiden en het hele feest opnieuw te doen. Echt! Twintig jaar na Het Plenkhoes ben ik gelukkig getrouwd. Mijn familie en vrienden wisten niks van dit polonaisevoornemen, anders hadden ze me zeker in de maling genomen, maar het is goed gekomen. Blijkbaar wordt in mijn bubbel hetzelfde gedacht over deze debielendans.
Ik ben na een tijdje gestopt met mijn S-VHS-bruiloftvideocarrière, mede vanwege die gruwelijke polonaises. Sindsdien heb ik nooit meer een trouwfeest gefilmd. Dat is een principezaak, maar deze week heb ik iemand serieus en geheel uit mezelf aangeboden om zijn bruiloft te komen filmen als het zover is. Ik doe het voor deze goede vriend met alle liefde. Gratis en voor niets, omdat ik hem het allerbeste gun. Alleen wil ik hem bij deze wel nog even op het hart drukken dat ik dus heel slecht tegen polonaises kan. Het kan zomaar gebeuren dat ik spontaan alle opnamen wis als zijn familie of vrienden een polonaise inzetten. Want ik háát de polonaise echt vanuit de grond van mijn hart. 


donderdag 17 januari 2019

Royalistic Live 2.0 en de generatie-grandcanyon

Waar ik nu toch weer terechtgekomen ben… En het was niet eens voor werk. Het is wel alweer een paar weken geleden, maar deze blog is een beetje blijven liggen op de desktop van mijn laptop.

Mijn zoon Art (11 jaar) nam me in de kerstvakantie mee naar Royalistiq Live 2.0 in het Beatrix Theater, naast Utrecht CS. Ik had geen idee. En eerlijk gezegd weet ik achteraf nog steeds niet precies waar ik getuige van was, maar toch zal ik proberen om het uit te leggen. 
Royalistiq is de nickname van de 21-jarige Roy Beszelsen, die dagelijks filmpjes op YouTube plaatst en bijna 627.000 abonnees heeft. In zijn video’s speelt hij Fortnite en tijdens het spelen geeft hij commentaar bij de beelden van het razend populaire spel. Zo’n video duurt een ongeveer twintig minuten en wordt volgens de statistieken van YouTube gemiddeld 200.000 keer bekeken. Ik ken televisiemakers die een moord plegen voor zulke kijkcijfers, maar dat terzijde. 
Fortnite is op dit moment onder jongeren en met name bij jongens dé game van dit moment. Ze spelen het spel op hun computer, tablet of Playstation. Tijdens zo’n spel worden honderd online spelers vanuit een vliegende ‘Battlebus’ op een eiland gedropt, waar ze wapens en materialen verzamelen. Met hout, steen en metaal bouwen ze constructies om zich te verdedigen. Vervolgens moeten ze de aanval op een andere speler inzetten. Een storm die over het eiland trekt maakt het speelveld langzaam kleiner. Het is de bedoeling om alle tegenstanders te verslaan. Wie uiteindelijk overblijft, is de winnaar.
Hoewel ik een klein jaar geleden nog de illusie had dat ik vechtspelletjes buitenshuis kon houden, is ook mijn zoon op dit moment lichtelijk verslaafd aan Fortnite. Als hij niet zelf of met zijn vrienden samen speelt, kijkt hij op YouTube naar video’s waarin anderen Fortnite spelen. Zouden wij zijn tablettijd niet begrenzen en als hij niet af en toe naar school moest, eet of slaapt, dan zou hij er waarschijnlijk dag en nacht mee bezig zijn. Gelukkig zijn er nog grenzen, maar toen Royalistiq, in samenwerking met het Rode Kruis, een live event in het Beatrix Theater aankondigde wilde hij daar direct naartoe. Sinterklaas leverde twee kaartjes en ik moest mee als begeleider, popcornkoper en zijn persoonlijke vlogcameraman, ook al had ik geen flauw benul waar het over ging.
Op 28 december in het Beatrix Theater wist ik niet wat ik zag. We waren er om elf uur, terwijl het evenement pas een uur later zou beginnen. Twee merchandise stands, zoals je ze kent van grote popconcerten met T-shirts, hoodies, boeken en zelfs mokken met het logo van Royalistiq, werden min of meer bestormd door mannetjes tussen de 9 en 15 jaar oud. Ondanks pittige prijzen ging de koopwaar als zoete broodjes over de toonbank. Er waren filmploegen van RTV Utrecht, SBS6, het NOS Jeugdjournaal en vooral van Royalistiq zelf, voor de aftermovie. Mijn zoon werd direct aangesproken door een verslaggever van Hart van Nederland, maar tot het grote verdriet van mijn mannetje werd zijn quote die avond niet gebruikt in de reportage.
Om kwart voor twaalf gingen de deuren van de grote zaal open. Al die joelende jongens en enkele meisjes namen plaats. Het bleek stijf uitverkocht. Op het podium stond een tafel met vier computers en er was een mega groot scherm waarop het beeld van deze computers te zien was. 
De hoofdpersoon kwam op, ik noem hem voor het gemak maar Royalistiq, en hij nodigde een ‘bekende’ YouTuber uit om met hem mee te komen spelen. Ook mochten twee kids uit de zaal mee doen in zijn squad en toen gingen ze een spelletje spelen. Telkens als ze een tegenstander uitschakelden klonk er luid gejuich vanuit de zaal. Zo heb ik met twee korte onderbrekingen, voor cola en popcorn, ruim drie uur zitten te kijken naar mensen die een game speelden waar ik niets van begreep. 
Die Royalistiq is echt razend populair, ondanks het feit dat ik nog nooit van hem had gehoord. Zoonlief wilde niets liever dan een handtekening of een selfie met deze beroemdheid, maar dat mislukte deze dag tot drie maal toe jammerlijk. Na afloop was nog wel een signeersessie, maar daar stond een enorme rij. Waar wij stonden holde hij onder begeleiding van een aantal officiële beveiligers voorbij. 
Dat ik oud word was nog nooit zo duidelijk. De generatiekloof was gigantisch. Ik moest denken aan mijn eigen jeugd in de jaren ’80. Toen begrepen mijn ouders niet helemaal wat ik zo leuk vond aan Doe Maar en waarom ik toch al die buttons wilde hebben of van die groen/roze zweetbandjes en waarom ik heel hard “Heroïne godverdomme” of “Je loopt je lul achterna” zong, terwijl ik nog helemaal niet wist waarover ik zong.
Zoiets.





dinsdag 8 januari 2019

Peter

Het is lang geleden, maar mijn eerste ontmoeting met Peter herinner ik me als de dag van gisteren. Eind november 1993. Ik was voor een soort sollicitatie bij AT5. Dolgraag wilde ik een half jaar stage lopen bij de Amsterdamse stadszender, want op mijn toenmalige stageplek bij TFC Studio’s in Apeldoorn werd ik diepongelukkig. Klasgenoot Frank zat al een paar maanden als stagiair op de afdeling productie en had een goed woordje voor me gedaan bij de eerste cameraman. 
Een bloedmooie receptioniste stuurde me naar de tweede verdieping van het pand aan de Reguliers Dwarsstraat. Zenuwachtig kwam ik terecht bij een grote koffietafel met uitzicht op de nieuwsredactie. Daar zat Peter. Een grote Amsterdammer en een echte cameraman, want hij had zo’n zwart fotografen-survivalvest aan met allemaal vakjes en zakjes. Peter had dienst en wachtte op een volgende klus. Op dat moment wist ik nog niet dat hij ook pas een paar weken stage liep. Zo kwam hij op mij niet over. Met een vrolijke Amsterdamse bravoure begon hij gelijk een prettig gesprek. Hij stelde me op mijn gemak en in een paar minuten voelde ik me helemaal welkom. Dat hielp enorm tijdens de officiële sollicitatie. Toen ik na afloop van het gesprek naar de uitgang werd begeleid riep Peter nog iets als: ‘Tot ziens Limbo!’ 
Op 2 januari 1994 begon ik als camera stagiair bij AT5 en volgens mijn meting is dit hét moment waarop mijn mooie professionele camera carrière officieel van start ging. Peter en ik waren vanaf dat moment collega’s en op een sportieve manier altijd aan elkaar gewaagd. Het was al snel een ongevaarlijke wedstrijd wie het mooiste nieuwsitem van de dag had gedraaid. We trokken ons aan elkaar op, omdat we kritisch naar elkaars werk keken. Aan het eind van de dag bespraken we open en eerlijk wat we er van vonden of wat we die dag hadden ontdekt. Dat deden we meestal aan de bar van Café Schiller. Daar aan het Rembrandtplein werden wij vrienden voor het leven. 
Zijn goudeerlijke grote mond vind ik geweldig. Zeker in combinatie met een verfijnd Amsterdams gevoel voor humor. Altijd de ander een beetje afzeiken. Lachend en nooit zo dat het pijn doet. Tegelijkertijd heeft hij genoeg zelfspot en een redelijk dikke huid, waardoor hij zelf ook tegen een plaagstootje kan. Dat was iets wat ik vanuit mijn Limburgse achtergrond niet zo kende. Daar spraken ze meer over mensen dan direct tegen ze. En als je al een ietwat kritische mening uitsprak, waren ze in het zuiden snel op hun tere zieltje getrapt. Ik ontdekte dat die Amsterdamse nuchterheid meer bij mij past. Dankzij Peter leerde ik snel en kon ik mijn Limburgse minderwaardigheidscomplex overboord gooien.
Na onze stage bleven we allebei bij AT5 hangen. We zetten ons al snel af tegen de gangbare tarieven en na anderhalf jaar vonden we allebei dat we verder moesten kijken. Het waren de gloriejaren waarin Sport7 werd opgericht en SBS6 begon. Er was werk genoeg. Peter had al snel zijn eigen cameraset en draaide een tijd lang alles met Willibrord Frequin. Ik maakte de stap naar het NOB en mocht voor Studio Sport werken, maar we hielden contact. Elke vrijdagavond zagen we elkaar bij Schiller. Dan maakte ik grappen over Willibrord en Peter over Mart Smeets. Na een paar biertjes zaten we vooral te sippen over het gebrek aan vrouwelijk schoon, maar aan het eind van de avond hadden we altijd genoeg lol gehad om weer een week keihard te kunnen werken.
Peter ontwikkelde zich als cameraman voor actualiteitenprogramma’s en vloog naar allerlei brandhaarden in de wereld. Ik draaide meer sport gerelateerde en informatieve kinderprogramma’s, maar maakte minstens evenveel airmiles. 
Ik verhuisde naar Utrecht. We kregen allebei een leuke vrouw en kinderen, waardoor we elkaar minder zagen, maar het contact bleef. En als we elkaar nu tegenkomen is het als vanouds. Een beetje jennen en daar vervolgens hartelijk om kunnen lachen. Dan maakt Peter een grap over mijn Limburgse afkomst en zeg ik dat zijn plat Amsterdams geen accent is. 

Na precies vijfentwintig jaar met niet-gemeende rotopmerkingen, goedbedoelde pesterij en vrolijke plaagstootjes is het misschien eens tijd geworden om tegen Peter te zeggen dat hij van grote waarde is geweest in het begin van mijn loopbaan, maar dat doe ik niet. Ik zou wel gek zijn! Hij vindt het toch niks dat ik van die stukjes schrijf op internet. Aandachttrekkerij, noemt hij dat. En bovendien gelooft hij het nooit als ik tegen hem zeg hoeveel ik om hem geef.