zondag 31 oktober 2010

ongelukje

Utrecht. ‘Ohwwww...’ zegt Art en ik weet direct hoe laat het is. Te laat! Meneer staat bij de vensterbank. Hij was wat aan het klooien met een poetsdoekje. Ik zit op de bank, speel met mijn mobieltje en heb even helemaal geen zin om in actie te komen. Het is veel interessanter om op Twitter te volgen wat er te melden valt over de wintertijd en ik lees dat iedereen hetzelfde grapje maakt over de ontdekking van de hemel.
‘Oh-ohw!’ zegt hij nu. En weer. ‘Oh oh...’
Hulpeloos staat hij bij het raam. Stijf als een stokpaardje. Mijn zoon is rechtsdragend, aan die ene natte broekspijp te zien. Zijn rechter sok is ook doorweekt, zie ik als ik van de bank kom.
‘Een ongelukje?’ vraag ik op vriendelijke toon.
‘Ja...’ antwoord hij beteuterd.
Art is schuldbewust, maar ik vraag me af of het hem werkelijk iets kan schelen. Het blijft een jongentje. Die zijn, volgens de deskundigen in mijn omgeving, gemakzuchtiger dan meisjes. In ieder geval wat zindelijkheid betreft. Het zal wel. Ik heb even geen zin om het op te zoeken in jeukboek ‘Oei ik groei!’
Een ding is wel zeker. Imme is vijftien maanden, zit elke avond even op het potje en die heeft er al eens (geheel per ongeluk) in gepiest. Zij is er meer in geïnteresseerd dan haar grote broer, al piest ze vaker naast het potje. Zoals deze week; twee keer in de gordijnen.
De zindelijkheidstraining waar ik de afgelopen dagen druk mee ben geweest werpt vooralsnog geen vruchten af. Dit is het vierde ongelukje in twee dagen en -erger- ik heb tien minuten geleden nog gevraagd of hij niet naar de WC moest.
De houten vloer is in een veeg met de theedoek (waar anders mee?) weer droog. Deze gooi ik bij de doorweekte broek in de was. De volgende machine kan ik zodadelijk gelijk aanzetten, anders zijn we straks door de schone kleren heen.
Mijn zoon wordt over een half jaar vier. Hij wil maar niet begrijpen dat ik er geen zin in heb om aan de kleuterjuf uit te gaan leggen dat de opvoeding mislukt is en dat hij nog steeds niet zindelijk is. Op het kinderdagverblijf is de een na de ander luierloos en zelfs dat doet hem niet veel. Hij zou het liefst hebben dat ik hem nu weer een veilige Sesamstraatpamper om ging binden, maar papa is niet gek.
‘Dokter Bouwer, kunnen wij het mollen!’ zingt Art (twee minuten later) opgewekt. Hij is ons gevecht met de schone onderbroek alweer vergeten. De lichtblauwe sokken kleuren totaal niet bij de grijze broek met hoog water, maar dat is dan jammer. Leuke kleding bewaren we voor morgen op het kinderdagverblijf.
Ondertussen vraagt papa zich af of hij bij het volgende ongelukje boos moet worden of niet?



woensdag 27 oktober 2010

zoomgrip




Utrecht. De zoomgrip of zoompook is voor een cameraman net zo'n essentieel hulpstuk als de kruimeldief voor het gezin met jonge kinderen. Je weet niet wat je mist als je er nog nooit mee hebt gewerkt!
Eigenlijk zou zo'n afstandbediening voor de zoom een verplicht onderdeel moeten zijn van elke cameraset. Ik dacht eigenlijk ook dat dat zo was, tot ik ging freelancen. Toen ontdekte ik dat je bij de meeste facilitaire bedrijven moet vragen of je een zoomdemand als extraatje mee mag nemen. Het is dus helemaal niet zo vanzelfsprekend; lang niet elke cameraman werkt er mee. En dat is gek.
Voor de leken onder ons zal ik het even toelichten: Op een professionele ENG camera gaat niets vanzelf. De cameraman wordt geacht scherp te stellen, te diafragmeren en desgewenst in of uit te zoomen. Zo kan je zelf bepalen waar de focus ligt, wat de beste compositie is en hoe licht of donker het plaatje wordt. Die controle is prettig, maar het maakt ons werk minder eenvoudig dan het soms lijkt. Het is ook waar echte cameramannen zich kunnen onderscheiden van de hippe jongens met petjes en babbels.
De zoompook maakt het leven weer een stuk aangenamer. Wie zo'n hulpstuk op de panbar van zijn statief schroeft heeft meer controle over de zoomfunctie, maar vooral over het statief. Pannen en tilten gaat vloeiender als je niet over de camera heen hoeft te buigen. Bovendien sta je zo een stuk minder moeilijk achter de camera en dat spaart de rug. Het werkt vooral goed bij gecombineerde bewegingen.
Er is gewoon meer mogelijk met deze accessoire. En dus vraag ik me af waarom er toch zo veel collega's zijn die de zoomgrip niet standaard gebruiken. Ik vrees omdat ze het niet stoer genoeg vinden, omdat ze hem niet kennen of er niet aan gewend zijn. Jammer.
Toch vis ik regelmatig achter het net als ik om een zoomgrip vraag. Dus niet omdat er zo veel cameramensen zijn die niet zonder kunnen, maar stomweg omdat er te weinig zoomgrips in omloop zijn. Of ze zijn stuk of heel oud en niet meer zo secuur. En dan krijg je wel een filterhouder zonder filters mee. Ik begrijp dat niet. Net als lichtset zonder dimmers, maar dat is wéér een ander verhaal...



maandag 25 oktober 2010

10-0 010 112


Rotterdam. Feyenoord verliest met 10-0 van PSV en of dat niet erg genoeg is besluit de eindredacteur met zijn grote journalistieke hart dat er een sfeerreportage gedraaid moet worden bij de Kuip. Dat wordt doorgegeven aan de afdeling productie en de zondagsdienst belt een cameraman. Of hij om een uurtje of zeven even wat opnamen kan maken van teleurgestelde supporters, de aankomst van de spelersbus en als het lukt zou het mooi zijn als er nog wat reacties van deze of gene geregistreerd kunnen worden. Helaas is er even geen verslaggever beschikbaar. Het bandje kan worden afgegeven bij de receptie, dan pikt iemand het daar wel op.
Ik mag er niet over oordelen, want ik was er niet bij. Ik heb het verhaal uit de tweede of derde hand en er wellicht zelf iets aan toegevoegd. Toch weet ik vrij zeker dat alle omroepen (NOS, RTL, SBS6, TV Rijnmond) gisterenmiddag nog iemand naar de Kuip gestuurd hebben en dat de meeste eindredacteuren niet bedachten dat je in zo’n situatie cameramensen beter moet beveiligen dan Geert Wilders in Mekka.
Het verbaast mij niet dat een cameraman geschopt is en dat er materiaal vernield is. Voetbal is oorlog. Je kon het op je klompen aan zien komen.
Ik ben vooral iedere keer weer verrast dat mensen op kantoor het verzinnen en niet lang genoeg nadenken over de consequenties. Uit ervaring is ook al lang gebleken dat veel opdrachtgevers achteraf niet thuis geven als een cameraman in zijn nek geschopt wordt. Dan stuurt het facilitair bedrijf je door naar de producent, die verwijst naar de zender en die zegt dat je bij de club of de KNVB moet wezen.
Ik had in ieder geval vriendelijk bedankt als ze mij gevraagd hadden. Een dagprijs van € 350,- vind ik bij lange na niet voldoende om me door een paar capuchons in elkaar te laten schoppen.
Vanmorgen werd ik gebeld met de vraag of ik nog even snel naar de Kuip wilde rijden voor een persconferentie of training. Hoewel ik best had kunnen werken vandaag hoefde ik hierover niet lang na te denken. Ik ben bij Feyenoord al eens bedreigd en toen stonden ze zelfs bovenaan in de competitie. Dat is overigens wel al heel erg lang geleden...

zondag 24 oktober 2010

balk

Rotterdam. Het turnfeest is afgelopen. Spot uit, licht aan. Ik help Carrien een handje met het afbreken van haar cameracrane. Mijn zware schoudercamera is alweer netjes opgeborgen in zijn flightcase. Assistenten trekken aan kabels en een legertje van vrijwilligers begint met het inpakken van de turntoestellen.
Vijf dagen lang hebben we de kunsten van ’s werelds beste turners en turnsters mogen bewonderen. Ik moet turnstertjes zeggen, want wat zijn die meisjes klein! Klein Duimpje is er een reus bij. Hun verdriet was soms zelfs groter. Op de vloerbedekking hier in de hal liggen heel wat tranen, die ik vanuit de heup met mijn camera heb opgevangen.
Maar wat is het ontzettend knap wat die meisjes kunnen. Met name op de brug en de balk maken ze grote indruk. En dan zoveel verdriet hebben als ze even niet recht of stil genoeg stonden. Ik zou al blij zijn als ik zonder kleerscheuren de overkant van die balk haal.
En dat had ik niet tegen Carrien moeten zeggen!
Niemand bekommert zich om de verlaten balk. We kunnen doen wat we willen. Mijn collega geeft me een klein zetje in de rug. Op vriendelijke wijze daagt ze me uit. Zo geslepen, slim en subtiel dat ik mijn schoenen al uit heb. Even later sta ik op dat grote podium te koekeloeren naar de springplank. Hoe ga ik dit in godsnaam doen?
Die balk is echt heel smal. Het is ook hoger dan ik dacht. Of ik ben in ieder geval te stijf om daar in een keer soepeltjes op te springen. Zeker nu, na vijf dagen sjouwen met een camera die zwaarder woog dan de apparatuur waarmee Leni Riefenstahl in 1935 werkte. Deze balk is voor mij eigenlijk een brug te ver.
Maar Carrien staat al met haar fotocamera in de aanslag. Op de perstribune kijken opeens allemaal journalisten op, die zojuist nog druk aan het tikken waren. Ik kan nu ook niet meer terug zonder gezichtsverlies. Hier moet ik een draai aan geven.
Met springplank wordt het niks. Dus ga ik op de balk zitten, met mijn zwarte broek in het witte magnesium. En dan... dan weet ik het nog niet. Ik vrees dat ook de balk niet weet wat hem overkomt. Nog nooit is iemand er zo onhandig op geklommen.
Ik sta.
Als ik nuchter ben, zoals nu, kan ik prima over een stoeprand lopen, maar deze balk is een ander verhaal. Naar beneden kijken is eigenlijk al een probleem. Ik sta met mijn armen wijd en heb echt even tien seconden nodig om een goed evenwicht te vinden. Een kunstje verzinnen is geen optie. Ik ga gewoon proberen om voorzichtig naar de overkant te lopen en doe verder niks. Met elke stap die ik zet groeit mijn respect voor Ana Porgras, Rebecca Bross en Deng Linlin, die hier vanmiddag eerste, tweede en derde werden. Mijn oefening zit al ruim onder nul, qua jurering.
Inmiddels kijken er veel meer mensen toe dan ik had gehoopt. Het is alsof iedereen in de hal stil staat en wacht op mijn afsprong, het laatste dilemma van deze onzinnige en ontzettend domme actie. Ik spring gewoon naar beneden en breek nog bijna mijn nek omdat ik land op een zachtere ondergrond dan gewend. Mijn rug deed al pijn, maar nu zegt het lichaam echt dat het klaar is. Het WK Turnen is afgelopen.
Over en uit.





foto : Carrien Dijkstra

zaterdag 23 oktober 2010

schoudercam

Rotterdam – De Meern. Als een gebroken strijder zit ik achter in het Kuperusbusje. Voor me zitten vier cameracollega’s, naast me een geluidsman. Als dit busje van de weg raakt wordt het nog een hele toer om de laatste dag van het WK Turnen wereldwijd op de buis te krijgen. Gelukkig is Dennis niet alleen heel goed in filmen, hij kan ook sturen als Michael Schumacher.
Ik zit een beetje stilletjes voor me uit te staren. Alles in mijn lijf voelt alsof ik zelf van de brug ongelijke liggers ben gevallen. Hoofd, schouders, knie en rug. Om eerlijk te zijn ben ik na vier dagen behoorlijk gebroken. De draadloze camera die ik tijdens de lange live-uitzendingen op mijn schouder heb weegt door de zender een kilootje (of twee, of drie) meer dan een normale camera. Ik heb serieus overwogen om even de weegschaal van thuis mee te nemen, alleen durfde ik het niet uit angst dat mijn collega’s in dit busje me uit zouden lachen.
Het WK Turnen is wel een mooie klus. Deze sport is prachtig, zeker als je de tijd neemt om er eens rustig naar te kijken. Wat die dames en heren kunnen met een paar ringen, op een smal balkje of hangend aan een stok is ontzettend knap en behoorlijk fotogeniek. Met de hoeveelheid camera’s waarmee wij deze week mogen werken kan je ieder detail prachtig in beeld brengen en vanuit elke gewenste hoek. Dat is ook nodig, want de hele wereld kijkt mee.
Twee zware draadloze handcamera’s zijn voor de emotie. Zo had ik vanmiddag een tranentrekkende close-up van de Chinese He Keqin, die van de brug donderde en verder kansloos was voor de gouden medaille. In miljoenen Chinese huiskamers konden ze live met haar en mij mee huilen. De natte spleetoogjes en een biggelende waterlander deden mij wel wat. Even voelde ik me ramptoerist, maar het hoort er ook bij. Wel kan het zijn dat dit lenige propje binnenkort verhuist naar een circus ergens in de binnenlanden van Mongolië en dat we nooit meer iets van haar vernemen. Als dat door ons beeldverslag van deze dag komt, dan spijt het mij enorm.
Ik moest tijdens het draaien ook even denken aan een collega die jaren geleden vergelijkbare shots maakte van wachtende sportsters op een bankje en een trage tilt-beweging inzette van voetjes naar het gespannen gezicht. Halverwege zijn close klim langs het lijf van de sportvrouw zag hij plots dat een schaamlip net buiten het pakje of broekje zat en daar schrok hij zo van dat hij geheel per ongeluk stopte met bewegen. Het publiek in de sporthal zag het beeld op schermen van 3 bij 4 meter en dat leidde tot nogal wat hilariteit op de tribune. Niet alleen gênant voor het arme meisje, maar ook de cameraman schaamde zich de ballen uit zijn broek.
Terug naar het busje. We zijn bijna op onze carpoolplek in De Meern. Morgen is het alweer de laatste dag. Nog één middag zeulen. Het is vooral zwaar, omdat er nauwelijks rustmomentjes zijn. Normaalgesproken kan je met een schoudercamera even ontspannen als je aan de beurt bent geweest, maar nu gaat het non-stop door. Zo word ik geacht een shot van de coach of leider in het klassement te maken als een andere turner in actie is. Mocht er iets spectaculairs gebeuren, dan laat de regie een reactie in herhaling zien. Het werkt, is leuk om te doen, maar je gaat het wel voelen. Overal! Hoofd, schouders, knie... kuiten, bovenbenen, armen, nek, rug en rug.
We zijn er. Als een oud mannetje kruip ik uit het busje. Strompelend begeef ik me naar mijn eigen auto. Dadelijk, thuis, ga ik lekker lang in bad. Het maakt mij even niet meer uit dat ik deze maand al eens in bad ben geweest.




vrijdag 22 oktober 2010

spidercam

Rotterdam. Let de komende dagen bij de live-uitzendingen van het WK Turnen op camera 17. Daar zeul ik mee rond. Het is een van de twee draadloze camera's in de arena. Nou heb ik niet de illusie dat ik hier tussen 20 andere cameramensen het verschil maak, maar wellicht kom ik zo nu en dan in beeld bij een van de overige camera’s. Vooral de shots van camera 18 zijn wat dat betreft de moeite waard.
Tijdens dit WK Turnen in Ahoy hangt namelijk een zogenaamde Spidercam aan het plafond van het verbouwde Sportpaleis en dat is een vrij nieuwe en heel bijzondere camera. Dit apparaat kan vrij door de ruimte bewegen zonder beperkt te worden door obstakels op de grond. Hij hangt namelijk aan vier kevlarkabels die verbonden zijn met lieren in de hoeken van de zaal. Door die draden computergestuurd op- en af te winden kan je de camera op elke gewenste positie in de ruimte krijgen. Hoog en laag. Ook kan de Spidercam vloeiende en desgewenst razendsnelle driedimensionale bewegingen maken. Die bieden cameratechnisch ontzettend veel nieuwe mogelijkheden en perspectieven. Een gyrosensor in de kop van de remote-head zorgt voor een stabiele horizon. De camerakop is real-time op afstand te bedienen en een paar ervaren operators laten ons al een paar dagen versteld staan. Alle cameramensen in de zaal kijken likkebaardend en met open mond naar deze unieke opnamen. Ik heb al verschillende collega’s horen zeggen dat ze van Sinterklaas ook een Spidercam willen.
Om bij het WK Turnen te mogen werken met de Spidercam is het apparaat al een week operationeel in Ahoy. Alle deelnemers hebben de kans gekregen om met deze Oostenrijkse vinding te trainen, zodat het tijdens de wedstrijden geen verrassing meer is als dat futuristische ding over vliegt. Het voordeel voor de televisiemakers is dat de operators inmiddels precies weten wat mogelijk is en wat niet, ondanks het feit dat de Spidercam deze week voor het eerst in de turnsport wordt gebruikt.
Camera 18 dus. En opletten of je in die top topshots af en toe mijn kale koppie kan ontdekken...



donderdag 21 oktober 2010

oh oh dwingelo

Wijster. De eerste nachtvorst heeft de ramen van auto's ondoorzichtig gemaakt. Het gras wit. Een oranje ochtendzon breekt langzaam door het geelgroene blad van de bomen en trekt lange schaduwen. De lucht is lichtblauw, het halve maantje nog zichtbaar. Tractoren rijden af en aan met karrenvrachten vol maïs. Tot grote vreugde van Art rijdt er een soort combine op het veld.
‘Kijk, bij de schaapjes komen er wolkjes uit de mond!’
Zo probeer ik mijn zoon in zijn taaltje te wijzen op de koude ochtendlucht. Hij zit in de Buggy met de handjes in de zakken van zijn winterjas, die speciaal voor deze reis van zolder is gehaald. We lopen van een parkeerplaats bij het Bezoekerscentrum Dwingelderveld naar de schaapskooi, een paar honderd meter verderop.
In de verte zien we de kudde, die net buiten is. De herder maakt nog geen aanstalten om door te lopen en dus hebben we geluk deze morgen. De heideschapen vinden het prima dat wij een kijkje komen nemen. Het liefst zou ik er nu op los gaan fotograferen, maar ik moet mijn zoon natuurlijk een en ander uitleggen over de natuur. Alleen weet ik eerlijk gezegd ook niet zo veel van schapen en heide. Ik ben helaas toch meer een stadsmens. Gelukkig is herder Menno bereid om in alle rust antwoord te geven op al onze vragen.
We zijn iets ten noorden van Ruinen, aan de rand van de Benderse Heide. Dat is volgens mij een onderdeel van Nationaal Park Dwingelderveld. De kudde bestaat uit ongeveer tweehonderdzeventig heideschapen, het oudste schapenras in West-Europa. De beesten zijn herkenbaar aan hun ranke bouw, stugge meerkleurige wol, lange staarten en de hoorntjes.
Menno heeft twee honden die eigenlijk al het werk opknappen. Ze reageren direct op een speciaal fluitje en zo kan de herder zijn kudde bij elkaar houden of precies sturen naar het deel van de heide dat begraasd moet worden. Het is mooi om te zien. Ook Art zit gebiologeerd vanuit zijn wagentje te kijken.
Ik zeg dat ik jaloers ben. Hier en nu lijkt het mij wel wat om nooit in de file te staan en geen gestresste opdrachtgevers te hebben. Op een prachtige dag als deze op je dooie gemak een wandeling over zo’n uniek natuurgebied mogen maken en er nog voor betaald krijgen ook. Menno lacht. Dit hoort hij natuurlijk vaker. Hij legt me uit hoe zijn week er uit ziet en wat behoort tot zijn taken en verantwoordelijkheden. Veel zinnen heeft de man niet nodig om mij aan het verstand te peuteren dat dit ook een baan is met voor- en nadelen.
Als de herder met zijn kudde de hei op trekt en ik met mijn zoon terug loop naar de warme auto realiseer ik me dat Menno hier over een half jaar nog steeds loopt en dan heb ik als cameraman alweer een paar honderd nieuwe avonturen beleefd. Herder zijn lijkt me geweldig voor een week; cameraman is voor het leven.
Het is ook maar wat je leuk vindt!



dinsdag 19 oktober 2010

statief

Utrecht. De verslaggevers en regisseurs in Omroepland zijn het in elk geval op één punt unaniem en roerend met elkaar eens: het statief van de cameraman is een onding! Er is maar een presentator die de driepoot (hij heeft het altijd over ‘de berenlul’) graag draagt. Anderen weten dat het tillen van het statief tot hun taak behoort, maar mopperen of protesteren graag over het gewicht en de onhandelbaarheid. Al die regisseurs, verslaggevers, commentatoren of presentatoren gebruiken dezelfde smoezen om er onderuit te komen.
Ik moet toegeven dat het ook een onhandig en soms levensgevaarlijk object is. Een beetje statief weegt negen kilo en is ingeklapt nog altijd minimaal 70 centimeter lang. Met name het verplaatsen over grote afstanden is een crime. De beste methode is op de schouder, als een soort bazooka, maar wie dat niet gewend is heeft de volgende dag blauwe plekken en/of een stijve nek.
Toch hoort het statief erbij. Een echte televisiemaker kan niet zonder, hoewel sommige nieuwsfilmers nog wel eens willen geloven dat ze ‘steady-as-a-rock’ zijn. Onzin natuurlijk. Er zijn cameramensen die behoorlijk strak uit de schouder kunnen draaien, maar niemand verslaat een goed statief. Wat dat betreft stoor ik me altijd mateloos altijd aan trillende journaalinterviews waarbij het statief op de achtergrond in beeld staat. Soms ligt daar zelfs de scherpte.
Een luie reporter wil ook nog wel eens roepen dat de driepoot overbodig is. Alsof hij dat bepaalt. Meestal is het omdat hij stomweg geen zin heeft om te sjouwen. ‘Haast’ is ook vaak zo’n slap excuus. Vervolgens staat de cameraman een statisch interview van een half uur uit de hand te draaien. Niet voor een documentaire, maar voor een nieuwsitem van twee minuten. Dat de cameraman er een hernia van krijgt en de laatste tien minuten totaal onbruikbaar zijn vanwege trillingen die je kan indelen op de schaal van Richter, daar wordt zelden over nagedacht.
Sommige verslaggevers kan je trouwens beter de camera dan het statief laten tillen. Die gasten denken dat een statief niet kapot kan, terwijl ze met een camera super voorzichtig zijn. Bovendien kan je als cameraman dan op je gemak die driepoot inklappen en hem overal mee naartoe nemen. Dat inklappen is namelijk een verhaal apart. Ik heb wel eens bedacht om het stiekem te filmen als een journalist staat te klooien met het statief. Voor de gemiddelde reporter of regisseur is dat namelijk hogere wiskunde, terwijl ze over het algemeen altijd alles beter weten.
Hierbij moet ik wel aantekenen dat ikzelf ook altijd ruzie heb met statieven die zijn voorzien van de zogenaamde ‘mid-level spreader’. Dat is een vinding die de poten bij elkaar moet houden en halverwege zit. De helft van de cameramensen vindt zo’n zwevende constructie super handig, velen zweren nog bij de ouderwetse ‘spin’ die onder aan de poten is bevestigd. Het voordeel van zo’n ding is dat de poten altijd even ver uit elkaar staan, ongeacht de hoogte waarop je de camera zet. Bij zo’n duurdere mid-level spreader komen de poten verder uit elkaar te staan naar mate je het statief hoger zet. Er zit een ingewikkelde draaiknop op die spreader waarmee je dat kan voorkomen, maar daar word ik dus gek van.
Het is wellicht een te technisch verhaal, maar ik wil alleen zeggen dat mijn voorkeur uit gaat naar statieven met een kruis onder aan de poten, waar je een schop tegen kan geven en dan klapt het in. Simpel en doeltreffend. Toch heb ik het al heel wat keren moeten uitleggen aan mensen met een gigantische algemene ontwikkeling en dan nog wisten ze het zo te doen dat die spin er onderuit floepte.
Veel televisiemakers haten het statief, omdat het zo onhandig is of omdat zij zo onhandig zijn. En toch is dat jammer. We zouden wel wat meer waardering mogen hebben voor de driepoot. Net als voor de zoomgrip, maar daar kom ik een andere keer op terug.



links de mid-level spreader, rechts de ouderwetse spin

zaterdag 16 oktober 2010

operatie military

Boekelo. 04:30u. Hoe ik ook mijn best doe om op tijd te gaan slapen, het lukt zelden. Zeker niet als ik weet dat de volgende dag vroeg begint. Deze nacht heb ik bovendien ruzie gehad met een te dik kussen in het Van der Valk Motel te Hengelo en ik ben drie keer wakker geschrokken van dichtslaande deuren. Dus heb ik kort en onrustig geslapen als Blackberry me wakker tingelt.
05:15u. Met een enorme tas vol reservekleding meld ik me op de Hazenweg bij TV Oost. Het is alsof ik drie weken op reis ga, maar mij krijgen ze niet vandaag. Zelfs als een sneeuwstorm ons overvalt kan ik de hele dag buiten staan. Noem het maar overdreven; ik vind het praktisch.
06:15u. De regie- en materiaalwagen staan in de middle of nowhere. Het is nog stikdonker. Ons enige oriëntatiepunt is een heldere sterrenhemel. Met een terreinwagen worden de cameramensen om beurten naar hun plek gebracht.
06:50u. Het lijkt wel een dropping. Ergens in een pas gemaaid maïsveld hebben ze mij eruit gegooid met een camera en een paar grote kisten. Er staat een steiger en een aggregaat waar Bart nog snel een lamp op aansluit. Verder zie ik niks. Dit is camera 3, de verste positie. Ik heb de beschikking over een 86x lens. Ergens bij een paaltje moet mijn kabel liggen. Die zoek ik wel op als het iets lichter wordt.
08:14u. De camera staat. Aan een ruiter die lopend het parkoers verkent vraag ik welke lijn ze straks nemen. Zo blijkt dat de belangrijkste hindernis is afgedekt door zwarte Herashekken die gisteren nog geplaatst zijn.
Ondertussen heb ik wel zin in een hapje en een kop koffie.



09:50u. Om de vijf minuten komt een combinatie voorbij. We hebben er nu elf gehad. Ruiters nummer twaalf en dertien zijn zojuist in de waterbak bij camera 2 gelanceerd en met een nat pak uitgevallen. Ik heb even tijd om een regenbroek aan te trekken. Hoe dik ik me ook aangekleed heb, toch is het behoorlijk fris op de akker.
De hekken zijn zojuist verplaatst.
10:28u. Eindelijk iets te eten. Een broodje kroket als ontbijt. Het maakt mij niet meer uit. Inmiddels regent het ook een beetje. Net genoeg om de voorkant van de grote glasbak voor mijn camera binnen een paar minuten nat te druppelen. Ik zeem meer vierkante meters dan tijdens een rondje ramen wassen thuis.


11.47u. Therese Haggsjo uit Zweden wordt per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. Ze is buiten het zicht van onze camera's van het paard gekukeld. De wedstrijd ligt ruim twintig minuten stil, maar de rechtstreekse uitzending gaat door. Het is gestopt met zachtjes regenen.
12:45u. Er komt geen end aan. We zijn pas halverwege. Het gaat harder waaien. 13:52u. Aflossing meldt zich. Uit stoerheid weiger ik mijn stekkie te verlaten. Vandaag ga ik voor de bikkeltrofee. Maar als de collega een paar minuten weg is heb ik natuurlijk spijt. Wel krijg ik de slag met die super telelens steeds beter te pakken. Als we even niet live zijn durf ik steeds closer te draaien. Daar wordt het niet beter van, want de kijker heeft zo geen overzicht, maar ik heb er lol in. Dat het iets lichter (en droog) is geworden helpt.
14:29u. Jeroen brengt erwtensoep. De eerste dit winterseizoen. En wat is het bekertje soep welkom. Ik kikker helemaal op.
15:03u. De zon. Eindelijk! Het wordt steeds leuker.




16:31u. De laatste deelnemer komt voorbij. Nog een paar sfeerbeelden, afronden en dan is het gedaan. Bijna acht uur op zender geweest, een normale werkdag zonder pauze, non stop achter de camera gestaan. Ik voel het aan de pootjes en in mijn rug. We zijn echter nog niet klaar. Eerst moeten alle camera’s worden ingepakt en dan zullen we even vier kilometer kabel oprollen.
18:20u. Klaar met opruimen. Een absoluut wereldrecord. Het is alleen nog even wachten op de jeep die overal in het veld de haspels ophaalt.





19:14u. We zijn terug bij RTV Oost en nemen afscheid van elkaar. Iedereen is tevreden, maar we zijn vooral blij dat we naar huis mogen. Het was een heftig dagje. Ik zie vooral veel rode wangetjes. Zelf gloei ik ook. Zo rozig als een tuinkabouter.
21:13u. Na een dag van zestien uur eindelijk thuis. Koffie, warm bad, factuurtje tikken, blog plaatsen en hupsake naar bed.



donderdag 14 oktober 2010

prematuurtjes

Capelle a/d IJssel. De monitor is verbonden met de live-view uitgang van een moderne fotocamera. Die is op zijn beurt met een speciale adapter gemonteerd op de microscoop en onder dit optisch vergrotingsinstrument ligt een speciaal vervaardigd instrument waarin twee kleine glazen plaatjes geklemd zijn. Tussen het glas zit één druppel water die we vanmorgen met een campingkoffiefilter uit een sloot bij Zegveld hebben gevist.
We zijn bij microfotograaf Wim van Egmond en hij laat zien hoe je de mooiste opnamen kan maken van de kleinste levende wezens op aarde. Plantjes, diertjes, algen en schimmels. Het draait vandaag om eencellige organismen en beestjes die niet groter zijn dan één millimeter. De natuur die je met het blote oog nauwelijks kan waarnemen.
Op het scherm verschijnen de meest fascinerende beelden. Het lijken wel ruimteschepen of abstracte kunstwerken. Toch zijn het gewoon de fotomodellen die we een paar uur geleden in een drassig weiland hebben gevangen. Het komt allemaal uit een klein potje met hooguit twee slokken slootwater. Sterker nog; in die ene druppel zit al genoeg materiaal voor een hele fotoshoot.
Hollands Next Topmodel, maar dan anders.
Wim is erg handig met de microscoop en met licht. Hij doet ons telkens weer versteld staan als er een nieuw monstertje onder zijn gigantische macrolens ligt. De kleuren zijn prachtig en je ziet zelfs de haartjes op het pootje van een watervlo. Met het blote oog moet je al goed kijken om die vlo überhaupt te vinden.
Op deze manier gaat er een nieuwe wereld voor mij open. Ik vergeet alleen direct alle namen van de modellen die voorbij paraderen. Dat is jammer, want ik zou ze graag even allemaal noemen. De enige die ik kan onthouden is de amoebe, maar uitgerekend deze krijgen we niet te zien wegens gebrek aan tijd.
In beeld zien we een klein monster dat duidelijk een nog kleinere soortgenoot in zijn bek heeft. Het blijkt dat de mannetjes hun vrouwtjes op zeer jonge leeftijd uitzoeken en ze vervolgens zo lang bij zich houden tot de dames geslachtsrijp zijn. Van deze soort wemelen er kennelijk miljarden in de sloten van het Groene Hart.
Dan zien we een vloachtige met in de buik een stuk of negen embryo’s. Als je het eenmaal weet is het super goed te zien. Alleen is dit model iets te beweeglijk en dat is lastig voor de opname. Dus draait onze deskundige het speciale glasklem-instrument iets strakker aan. Het is een soort microscopische bankschroef waarmee je de twee glaasjes meer of minder kan samenpersen en zodat de te fotograferen objecten klemvast komen te zitten. Handig, alleen zien we opeens de bolle buik van ons zwangere vlootje knappen. Ze spat letterlijk uit elkaar. Op het grote scherm is het een gruwelijk beeld.
Kennelijk is de specialist te ver gegaan. Moeder watervlo is op slag dood. Haar embryo’s zijn te vroeg geboren en drijven in de druppel. De meeste bewegen. Dit alles gebeurt midden in een scène die we draaien voor Het Klokhuis. Onze professionele presentator probeert er nog even iets van te maken, maar kan een glimlach niet lang onderdrukken. Dit is te absurd. Ook de hoofdverdachte heeft er zichtbaar moeite mee om strak te blijven kijken nu het proefdier is overleden en hij voor het eerst een bevalling heeft opgewekt. Noem het de allereerste keizersnede bij een watervlo.
Achter de camera proesten wij het uit. Op de een of andere manier is het onbedoeld grappig wat hier gebeurt en tegelijkertijd heel klein leed. Zodra duidelijk is dat de micro-prematuurtjes het ook niet zullen redden besluiten we even te stoppen. Uit respect.

De Klokhuisaflevering over microfotografie kom pas halverwege 2011 op televisie en de pletscène zal de uitzending hoogst waarschijnlijk niet halen. Zoiets moet je niet uitvergroten voor de ogen van de Klokhuiskijkertjes. Het blijft gewoon een gek achter de schermen verhaal.

Wel wil ik jullie nog even wijzen op de website van Wim van Egmond, waar je een goede indruk kan krijgen van zijn prachtige werk.





dinsdag 12 oktober 2010

carpool

Utrecht. Bij AC Restaurant De Meern, aan de A12, is een carpoolplaats. Het rode reclamebord langs de snelweg maakt van deze plek een herkenbaar punt.
De Passat staat onder een lantaarn. Het is te hopen dat hij er vanavond laat nog net zo staat. Op hoop van zegen. Ik heb het eigenlijk niet zo op dit soort verlaten plekken. Het liefst liet ik mijn auto hier niet alleen, maar het feit dat ik nu niet eerst naar Hilversum hoef scheelt minimaal drie uur. Drie kwartier heen, drie kwartier terug en op de terugweg weer. Dat is op een dag als deze pure quality time! Vannacht kan ik, dankzij de vriendelijke collega's die bereid zijn mij even op te halen, langer slapen en vanmiddag heb ik mooi nog even twee poepluiers meegepikt.
Telkens als ik hier kom denk ik aan Cees. Hij heeft deze plek ooit geïntroduceerd en als wij de laatste jaren samen werkten spraken we meestal hier af. Hij kwam uit Den Haag. Voor we in Hilversum waren hadden we alle actuele roddels al doorgenomen.
Cees leeft niet meer, maar op een plek als deze is de herinnering aan hem springlevend. We stonden altijd op dezelfde plek. Precies daar in het midden. Binnen drie tellen kon ik zien in wat voor stemming hij verkeerde. Vrolijk of extreem boos. Het was bij hem alles of niets. Van nul tot honderd in twee tellen.
Ook hoefden we nooit te overleggen met welke auto we verder zouden reizen. Dat was direct duidelijk. Meestal was het overigens zijn auto, want Cees vond dat ik niet kon rijden.
Het is eigenlijk helemaal niet erg dat ik hier even moet wachten. Ik heb tijd om de gedachten even te ordenen. Alsof ik een buitenstaander ben en eerst Cees en daarna mezelf in die oude blauwe Bora weer zie aankomen. Ik stap uit, pak mijn tassen en jassen en stap in de zwarte BMW van mijn vriendje. Met een dot gas scheuren we de carpoolplek weer af. Ik dagdroom, want deze lift komt nooit meer terug.
Daar komt wel het witte dutchView-busje met de mannen waarmee ik straks een voetbalwedstrijd ga filmen. Ik pak mijn tas en jas. Dubbelcheck of de auto op slot is en steek de weg over. Instappen en wegwezen. Omkijken kan niet meer. Ik zit alweer in een nieuw verhaal.



zondag 10 oktober 2010

jan rein hettinga


Piaam. Wie luistert naar de naam Jan Rein Hettinga moet zich met enige regelmaat tweemaal voorstellen. Die naam is niet veel voorkomend en het klinkt sommige mensen vreemd in de oren. Bij mij heeft het ook even geduurd voor ik er aan gewend was en nog steeds reageer ik niet altijd als ze me roepen.
Met zo’n dubbele voornaam was ik een vreemd eendje in de bijt; temeer omdat ik niet kon hockeyen. En ik had ook nog een Friese achternaam in het Limburgse, wat vooral gek was toen ik Prins carnaval werd. Die naam hoort bij een bonkige fierljepper, blonde kaatser, een Skûtsjesiler of desnoods een schaatsenrijder uit de omgeving van Bolsward en niet bij de Jeugdprins van de Flaarisse in Geleen. Prins Jan Rein d’n Eersjte... het blijft een beetje raar klinken.
Ik heb dan ook geen verdere carrière gemaakt in de Waereldsjtad. Maar zelfs in Amsterdam en Utrecht hebben mensen moeite met die naam. Het is zo’n hele mond vol. Dus word ik aangesproken als Jan door mensen die denken dat Rein een achternaam is. Vaker nog noemen ze me Rein en eigenlijk vind ik dat wel grappig.  Wel irritant is dat, sinds de opkomst van voetballer Johnny Heitinga, velen denken dat het leuk is om mij Heitinga te noemen, terwijl ik geen bal kan raken.
Hettinga is de naam!
En laat nou toevallig gisteren in Friesland een lijvig genealogisch naslagwerk gepresenteerd zijn over deze familie. Een boek van vier kilo. Achthonderd pagina’s met Hettinga’s en voor een belangrijk deel geschreven door Jan Rein Hettinga, mijn vader. Het was een bijzondere bijeenkomst, daar in Piaam. Ik heb nog nooit zoveel achternaamgenoten bij elkaar gezien.
Naast me ligt een exemplaar en ik blader er een beetje in. Om het te kunnen lezen heb je eigenlijk een handleiding nodig of ieder geval verstand van Romeinse cijfers en stamboomonderzoek, maar ik heb mezelf natuurlijk wel teruggevonden. Op pagina 401, met een kleine zwartwitfoto, waarop ik sta als Jeugdprins in 1983.
En dan is de cirkel weer rond...
Maar pas echt grappig is het lijstje met de namen van mijn voorvaderen. Ik zoek verder in het boek en vind om te beginnen mijn vader, die dus ook Jan Rein heet. Zijn vader (mijn opa) heette Jan. De vader van mijn opa heette Jan Jans. Zijn vader heette Jan Reins en daar weer de vader van heette Rein Klazes. De vader van die Rein Klazes was Klaas Reins Hettinga, wat weer de zoon was van Rein Jacobs en die is geboren rond 1722. Zo ver gaat de naam ‘Rein’ in ieder geval terug. In dat licht bezien is het inderdaad wel weer begrijpelijk dat mijn ouders mij Jan Rein hebben genoemd.



zaterdag 9 oktober 2010

leeg


Utrecht. Het is stil in huis. Lieve Lief heeft me verlaten en de kinderen natuurlijk meegenomen. Eerst heb ik zonder nadenken een kopje koffie op de bank gedronken en daarna ben ik als een bezetene gaan opruimen. Alle sporen van activiteit heb ik gewist.
Het huis is voor het eerst in lange tijd weer helemaal netjes. Zo clean als in het pre-kindertijdperk. Alle spullen staan op een plek waar ze volgens de neuroot in mij horen. Geen Duplosteen zwerft nog in de kamer, geen bal in de hal. Geen houten puzzelstukjes op het toilet of onder het bed.
Hoewel ik me voorgenomen had om te genieten van mijn onvrijwillig verworven rust, heb ik de afgelopen nacht even kort geslapen als normaal. Te laat naar bed en gewoon stipt om zeven uur klaarwakker. Alleen werd ik nu niet gewekt door een lief mannetje en een schattig meisje. De deuren van hun kamertjes stonden open en de zon scheen al op hun onopgemaakte bedjes.
Ook daarmee ben ik gisteren voortvarend aan de slag gegaan. Drie machines was hangen op zolder te drogen en het is dat ik niet meer plek heb aan de droogrekken, anders had ik ook de dekentjes gedaan.
Het lezen van de krant gaat een stuk beter als je geen politieagent hoeft te spelen of als er niemand bovenop komt zitten, maar het is ook lang niet zo gezellig. Wanneer ze met z’n tweeën aan mijn been hangen en smeken om een cracker wil ik altijd eerst een artikel af lezen, maar vanmorgen is het alsof er niets boeiends in de krant staat. Misschien hebben ze dat ook gedaan om mij te pesten.
Het leek zo’n aantrekkelijk vooruitzicht; een weekend vrij. Maar nu moet ik eerlijk bekennen dat ik er geen klap aan vind, hier in dat grote lege huis. Gelukkig moet ik zelf vandaag ook op pad en komen ze morgen alweer terug.


donderdag 7 oktober 2010

het klokhuis, achter de schermen

Hilversum. Het vorig jaar, op zaterdag 31 oktober om precies te zijn, heb ik voor Het Klokhuis een reportage gedraaid over het registreren van een voetbalwedstrijd. Achter de schermen bij de NOS. Ik zal deze avond in Heerenveen niet snel vergeten en heb er toen ook dit zure stukje over geschreven.
Klokhuisregisseur Leo heeft er naar eigen zeggen in de montage een prachtig filmpje van gemaakt en dat wordt vrijdagavond (8 oktober 2010) vanaf 18.25 uur uitgezonden op Nederland 3.
Een kijktip dus voor iedereen die wil weten wat er bij komt kijken om een voetbalwedstrijd op TV te krijgen.

woensdag 6 oktober 2010

overname dutchView (door Team)



Hilversum. De investeringsmaatschappij die grootaandeelhouder is van Team Facilities heeft besloten om ook de aandelen van DutchView te kopen. Het is duidelijk dat zo een stukje concurrentie van de Nederlandse facilitaire markt zal verdwijnen. Je kan op vijf vingers uittellen dat de montage en storage bedrijven straks waarschijnlijk ParkPost of Avidrome heten, er komt op termijn één groot registratiebedrijf (onder de noemer DutchView) en het is de vraag hoe lang de twee ENG bedrijven naast elkaar blijven bestaan.
Toch denk ik niet dat deze overname gaat leiden tot betere tarieven of (nog mooier) hoger loon voor het personeel. Vroeg of laat kost het banen en als er al wordt verdient aan deze efficiencyslag dan verdwijnt dat in de zakken van investeerders. Het is hen vooral te doen om de winst die ze boeken wanneer de handel over een jaartje of vijf weer wordt verkocht aan een andere partij.
Wat ik zelf van dit grote nieuws moet vinden weet ik nog niet precies. Het is lastig om nu al te overzien wat voor mij de gevolgen zullen zijn. Feit is dat DutchView ENG, DutchView registratie, Team Facilities ENG en Team Facilities Meercamera samen op dit moment mijn grootste opdrachtgever vormen. Hoe dan ook zal ik -linksom of rechtsom- iets merken van deze overname. Maar het heeft weinig zin om me nu druk te maken over zaken waar ik toch geen invloed op heb.
Wel interessant is dat de firma Viditech Broadcast Facilities straks de derde partij op het gebied van reportagewagens in Nederland wordt. Producers en verkopers, die gewend zijn om meer dan twee offertes op te vragen, komen automatisch bij de mannen uit Hengelo terecht. En ik ga hier geen reclame maken, maar een stukje groei gun ik die sympathieke firma van harte. Viditech is namelijk nog echt een familiebedrijf met een buitengewoon vriendelijke uitstraling. Korte lijnen, geen fratsen en een eigenaar die zelf wekelijks met zijn poten in de klei staat en zodoende beter weet wat er speelt en waar het om draait dan de meeste baasjes in Omroepland.   
Een ding is zeker: Niemand wordt rustiger van alle aanstaande veranderingen. Toch zullen we er mee moeten leren leven dat het voorlopig blijft rommelen in onze branche. Ik ben benieuwd wat het volgende nieuwsbericht is dat alles op zijn kop zet.


maandag 4 oktober 2010

cokkie

Intercity Utrecht – Maastricht. Op mijn eerste dag bij AT5 werd ik voorgesteld aan Conelis Toorenspits, Cokkie voor intimi. Nog voor ik de man goed en wel een hand gegeven had maakte hij me uit voor ‘Pánnekoek!’ In plat Amsterdams werd de eerste cameraman -die mij net had aangenomen- ook uitgemaakt voor pannenkoek, want Cokkie was niet gediend van types met zo’n vreemd accent.
Al snel ontdekte ik dat iedereen een pannenkoek was, maar toch bleef ik de rest van mijn carrière bij de Amsterdamse zender een beetje bang voor Cokkie. Je kon om niets een ongelofelijke veeg uit de pan krijgen en dan maakte het echt niet uit wie of wat je was. Ik moet wel toegeven dat ik uiteindelijk nooit op mijn donder heb gekregen van deze chef-wagenpark.
Ook niet toen ik op een vrijdagavond bij mijn ouders in Geleen ontdekte dat ik de autosleutels van een camerawagen nog in mijn zak had. Zelfs niet nadat ik een auto, die ik ’s ochtends had opgehaald bij de garage (waar deze was gerepareerd na een schade van 7.000 gulden), dezelfde avond weer moest inleveren bij diezelfde garage met een vergelijkbare schade. Waarschijnlijk vond Cokkie mij desondanks een grappig ventje.
Wat hij niet aan mij waardeerde was dat ik openlijk moeite had met zijn echte werk. Cokkie deed het wagenpark er een beetje bij. Hij was ondertussen (in zijn ogen) de beste scannerrijder van Amsterdam. Elke nacht scheurde hij achter de politie en brandweer aan om ongelukken, branden, ontruimingen, moorden en andere rampen vast te leggen. Dat kon Cokkie zo goed dat hij vaak eerder ter plaatse was dan de hulpdiensten. Het leverde regelmatig schokkende beelden op, temeer omdat de man vies was van het woord statief.
Ik heb niets met deze lijkenpikkerij en toen ik het van mijn baas een keer verplicht moest doen heb ik zo langzaam gereden dat ik overal te laat kwam. Je moet als scannerrijder natuurlijk niet voor elk stoplicht wachten. Zeker niet als het groen is. Na deze ene keer hoefde ik niet meer, vooral omdat Cokkie die dag met meer en beter materiaal terug kwam dan ik, terwijl hij geen dienst had.
Op een dag werd Ajax kampioen en braken de supporters zoals gebruikelijk het Leidscheplein af. Cokkie was uiteraard ter plaatse, evenals een paar pelotons ME. De mensen op het plein werden door een commandant met megafoon verschillende keren gewaarschuwd. Toen de agent voor de zoveelste keer opriep om naar huis te gaan en de ME zich aan het eind van de Leidschestraat had opgesteld besloot Cokkie dat het lang genoeg had geduurd. Hij ging achter de eerste agenten staan, startte zijn camera en vervolgens kon je op het bandje horen hoe de cameraman zelf heel hard de legendarische woorden ‘CHARGE CHARGE!’ riep, waarop de Mobiele Eenheid het plein schoon veegde.
Waar deze bijzondere collega is gebleven weet ik eerlijk gezegd niet. Ik heb al jaren niets meer van hem gehoord. Toch zou het me niet verbazen als je hem ’s nachts nog steeds kan vinden bij de Texaco in de Marnixstraat, niet ver van het hoofdbureau van politie, met in zijn auto een camera, fototoestel, kogelvrijvest, zwaailicht en iets wat lijkt op een scanner.

zondag 3 oktober 2010

het schrijvertje

Utrecht. Een volgende stap in de ontwikkeling van het schrijvertje is gezet. Vanaf het komend nummer ben ik columnist van een tijdschrift voor ouders met kinderen van 0 tot 4 jaar, met een oplage van 195.000 stuks en een bereik van 380.000 lezers. Het wordt acht keer per jaar gratis verspreid op 2.925 kinderdagverblijven.
Mijn eerste twee bijdragen zijn inmiddels geschikt bevonden en ik heb een adres doorgekregen waar de factuur naartoe mag. Dinsdagmorgen komt een fotografe, omdat de lezers natuurlijk ook willen zien wie de (grappige) papa is die zijn zielenroerselen met ze deelt. Een freelance journalist gaat nog een afspraak maken voor een interview, omdat ik in het blad ook officieel voorgesteld zal worden.
Dit is nog net geen dagelijkse column in De Volkskrant, maar voor mij een zeer welkome uitdaging. Ik hoop er van te leren en je weet nooit wat er nog meer uit voort komt. Opeens krijg ik te maken met een hoofdredacteur, deadlines en de opdracht me te houden aan een maximum van 300 woorden per bijdrage. Het aantal lezers is vele malen groter dan op mijn eigen weblog en het thema staat vast; de dagelijkse avonturen van een papa. Ik word een soort mannelijke Daphne Dekkers, maar dan anders.




vrijdag 1 oktober 2010

10!

Utrecht. De dag waarna alles anders werd is op een tijdlijn exact aan te wijzen. 1 oktober 2000. Het was de zondag na een mislukte zaterdag.
Ik had dik verloren op het pooltoernooi, ons stapavondje was niet het succes geworden wat we er van verwacht hadden en ik had weer eens niet gedurfd om serieus werk te maken van het lieve leuke meisje, waarvan men zei dat ze speciaal voor mij gekomen was.
De volgende middag, op die bewuste zondag 1 oktober 2000, spraken we met een groep vrienden af bij Vertigo, in het Vondelpark. Het werd een memorabele middag. Dat lieve leuke mooie meisje was er ook en er werd op niet subtiele wijze voor gezorgd dat wij naast elkaar zaten.
Ze vertelde dat ze van plan was om een hond te nemen als ze op haar dertigste nog geen vriendje had. Wat voor de labrador in mij een duidelijke signaal was. We maakten vervolgens plannen voor een wereldreis en speelden hints.  
Van die wereldreis met het lieve, leuke, mooie, slimme meisje is nooit iets terecht gekomen, maar die avond -op zondag 1 oktober 2000- hebben we voor het eerst gezoend. Inmiddels zijn we getrouwd en hebben we twee prachtige kindjes. Dagelijks realiseer ik me hoe goed het is dat zij nooit een echte hond heeft hoeven nemen. Goed voor haar, maar vooral heel goed voor mij.
Vandaag zijn mijn lieve Lief en ik exact tien jaar bij elkaar. Een dag om te vieren.
Ze is het beste wat me kon overkomen. Heeft de aller mooiste en liefste kinderen in haar buik gebakken en is de beste moeder op aarde.
Mijn lieve Lief is niet alleen lief, leuk, mooi en slim, maar ook eerlijk, grappig, redder in nood, steun en toeverlaat. Tegelijkertijd ongelofelijk anders dan ik en dat houdt het spannend. Mijn eigen Champions League, Miss Universe en Moeder Theresa. De vrouw om oud mee te worden. 
Op naar de volgende honderd jaar!